×

Concert

02 november 2017

Estrella Acosta presenteert album met Cubaanse componistes

Geschreven door: Rik van Boeckel

De al jaren in Nederland wonende Cubaanse zangeres Estrella Acosta presenteerde in het Bimhuis haar nieuwe album Mujeres de Luna. Ze zong liederen, gecomponeerd door vrouwelijke componisten van Cuba en werd daarbij begeleid door haar ijzersterke band Esquina 25 onder leiding van pianist Marc Bischoff en door het in Latijns-Amerikaanse muziek gespecialiseerde Pavadita Strijkkwartet. De drie violistes en celliste gaven aan de deels Cubaanse muziek een klassieke touch mee hetgeen op Cuba zelf niet ongebruikelijk is. Want Cubaanse muziek is meer dan salsa en Buena Vista. Estrella Acosta liet zo de rijke liedtraditie van haar geboorteland horen en voegde daar ook elementen uit Braziliaanse muziek en de danza antillana aan toe.

Tijdens de albumpresentatie vertelde Estrella bij elk lied wie de componiste is en wat ze geschreven heeft. Zo gaf ze het publiek een inkijkje in de Cubaanse muziekgeschiedenis. De vrouwelijke componisten zijn van diverse generaties, de enige die ik zelf ken is María Teresa Vera (1895-1965), anderen zoals Liuba María Hevia, Yaima Orozco (beiden uit Santa Clara) en Lázara Ribadavia uit Havana zijn van een veel jongere generatie. Van de oudere generatie is alleen de nu 83-jarige Marta Valdés nog in leven. “Vrouwen speelden in de Cubaanse muziek altijd een belangrijke rol, maar buiten Cuba wordt hun bijdrage als componist en singer-songwriter tot nu vaak onderbelicht,” aldus Estrella.

Na de opener Tus Manos Blancas, een danzón van Maria Cervantes (1885-1981) vertelde Estrella het publiek waarom ze heeft gekozen voor de titel Mujeres de Luna (maanvrouwen): “Wij vrouwen voelen ons verbonden met de maan. En de maan inspireert me.” Het Pavadita Strijkkwartet had tijdens de opener al een sterke rol, ondersteund door het gevarieerde drumwerk van Enrique Firpi (Uruguay). Maria Cervantes mengde Afrikaanse ritmes en populaire muziek met klassieke muziek en door de uitmuntende inbreng van het strijkkwartet kwam die mix goed tot leven wat overigens voor alle liederen zou opgaan.

Eclipse van Margarita Lecuona (1910-1981) was een hele mooie bolero met een Braziliaanse tintje, niet verwonderlijk bij een zangeres als Estrella want ze heeft ook Braziliaans repertoire gezongen. Saxofonist Efraim Trujillo gaf een fraaie saxsolo en gaf het lied een lichte jazz touch mee. Hij zou niet alleen (sopraan)sax spelen maar later ook dwarsfluit. Ook contrabassist Samuel Ruiz (Venezuela) kreeg ruimte voor een solo waarbij de violistes (Claudia Valenzuela, Sophie de Rijk, María Sofia Espiga) en celliste Eva van de Poll de melodische accenten gaven. In de punta guajiro Ofrenda van Liuba Maria Hevia kleurden de dames van Pavadita het Cubaanse muzikale palet zelfs in met een herkenbare klassieke melodie van Bach.

Estrella vertelde hoe ze Marta Valdés tijdens een jazzfestival op Cuba ontmoette en zo Marta’s liefde voor jazz, klassieke en populaire muziek ontdekte. Marta’s lied Canción Facil werd ingekleurd door een bijzonder sterke piano solo van Marc Bischof op de Steinway. Estrella ging een stemmig duet aan met Efraim Trujillo op de dwarsfluit. Geen muziek om op te dansen maar om naar te luisteren. Daarop volgde La Suerte (het geluk) van Elda Carillo (1933-2009), over wie Estrella vertelde dat ze mode-ontwerpster was en speciaal componeerde voor de modellen die tijdens modeshows over de catwalk liepen. Met dit lied gaf Carillo dit advies: “ Als het geluk op de deur klopt, laat het dan binnen want het kan zo weer voorbij zijn.” Ook hier weer solo’s van Marc Bischoff en van Efraim Trujillo op de sopraansax, het instrument dat mijn favoriete saxsound voortbrengt, mits goed gespeeld en dat kan zeker van Efraim gezegd worden.

Estrella sloot voor de pauze af met de uptempo samba bossa Dias Que Quiero van Yaima Orozco. Daarvoor reikte ze het eerste exemplaar van Mujeres de Luna uit aan zangeres Beatriz Aguiar (Uruguay). Dias Que Quiero eindigde als een waar latin feestje waarin ook flink werd geïmproviseerd. Na de pauze zong ze begeleid door Marc Bischoff het AfroCubaanse Babalu Ayé, een nummer van haar vorige album Esquina25. Marc bewees hier weer eens wat een goede pianist is. Estrella vertelde het publiek dat ze dit lied van Margarita Lecuona voor het eerst hoorde in Lucy Ball’s comedy tv-show I Love Lucy waarin het werd gezongen door de Cubaanse zanger Ricky Ricardo die Lucy’s echtgenoot speelde. Van haar vorige album zong ze Marco Antonio Sanchez Al querer enamorarte waarin Claudia Valenzuela een fantastische vioolsolo gaf. Teresita Fernandez’ (1930-2013) Canción del Mar mocht er zeker ook zijn. Estrella noemde haar de Cubaanse Annie M.G Schmidt want ze schreef veel liedjes voor kinderen. Haar inspiratiebronnen waren vooral oude ballades en de folklore van het platteland.

Zoals al vermeld is Maria Teresa Vera de enige componiste die ik al kende, hoorde haar muziek voor het eerst op Cuba. Ze is een vertegenwoordigster van de trova, een stijl die eind 19e eeuw in het oosten van Cuba ontstond. De trovadores waren zangers die zichzelf begeleidden op de gitaar. Dat een vrouw dit deed, werd in die tijd en in het begin van de 20e eeuw niet geaccepteerd op Cuba. Want het beroep van trovador (minstreel) was voorbehouden aan mannen. Maria had echter de moed daar tegen in te gaan en werd zelfs bandleider van een groep mannelijke musici. “Zij inspireerde mij dit project aan te gaan,” vertelde Estrella het publiek. “Je kunt haar de Billie Holiday van Cuba noemen, ze zong een song nooit op dezelfde manier.”

De eerste 2 tracks van Mujeres de Luna zijn van Maria Teresa Vera: Esta Vez Tocó Perder en Dime que me amas , over een liefde die niet geopenbaard wordt. De gevoelige saxsolo van Efraim Trujillo en het door allen gezongen Dame tu corazon (Geef me jouw hart) zorgden ervoor dat je als toeschouwer als het ware de muziek werd ingezogen. Het heldere natuurlijke stemgeluid van Estrella deed de rest. Het catchy Razones (een danza antillana) van Lázara Ribadavia deed de toeschouwers opveren, er kon na zoveel luister moois gedanst worden.

Foto’s: Margo Dalla