×

Concert

22 april 2017

CaboCubaJazz: De muzikale rijkdom van Kaapverdië en Cuba verenigd

Geschreven door: Rik van Boeckel

Met hun debuut Rikeza y Valor zette CaboCubaJazz uit Rotterdam zich in 2011 meteen op de kaart van het Nederlands wereldmuzieklandschap. De groep, opgericht door percussionist Nils Fischer (Timbazo, Cubop City Big Band) en de Kaapverdiaanse pianist Carlos Matos, mixt op zeer natuurlijke wijze Kaapverdische en Cubaanse muziek en voegt daar ook nog jazzelementen aan toe. Carlos Matos is ook goed op de hoogte van Cubaanse muziek en weet daardoor melodisch beide stijlen mooi te combineren.  In de Eduard Flipsezaal van De Doelen (Rotterdam) liet de groep het materiaal van hun nieuwe album Corason Africano horen.

En dat album is weer een ongekend trans-Atlantisch avontuur, zo blijkt ook live. Cubaanse ritmes worden gemengd met Kaapverdiaanse ritmes zoals funana, coladeira en morna. Vooral de mix van die laatste stijl, beroemd geworden door Cesária Évora, met danzón is zeer bijzonder. Bij CaboCubaJazz zingt Dina Medina, de stem van Kaapverdisch Rotterdam, onder andere de morna.

CaboCubaJazz

Conguero Nils Fischer begon samen met de Cubaanse drummer Armando Vidal met een slagwerkduet in Festas Nhu Santiago waarna de band erbij komt. De Colombiaanse zanger Alberto Caicedo zorgde voor de Latin saus net als de blazers Pablo Martinez Hernández (trombone) en Amik Guerra (trompet). Bassist Yerman Aponte (Venezuela) legde de stevige verbinding tussen melodie en ritme. Nils Fischer speelde op 4 conga’s en gebruikte een heel arsenaal aan percussie zoals koebel, shekeré en chimes. Dina Medina zong in het Kaapverdisch-Creools ook al is de song Cubaans getint zoals Tchintchirote Na Figueira, Alberto Caicedo in het Spaans.

CaboCubaJazz

Bij de meeste nummers kon je als toeschouwer bijna niet stil blijven zitten, zeker niet in Festas Nhu Santiago, een funana. Corason Africano heeft zoals de titel al aangeeft een sterk Afrikaans karakter, Senegalees eigenlijk. Niet verwonderlijk daar de Kaapverdische eilanden voor de kust van Senegal liggen. Zo speelde de groep meer nummers waar de grenzen tussen Kaapverdisch en Cubaans vervagen. Maar Bran Bran D’Imigraçon is zo’n song die nog het sterkst Cubaans of Latin is. Het maakte het optreden zeer enerverend. Fischer gaf af en toe uitmuntende solo’s op de conga’s.

En toen werd het tijd voor een morna, gezongen door Dina Medina. De morna is de nationale muziek van Kaapverdië, melancholieke muziek met als belangrijkste thema’s vertrek, liefde en sodade (heimwee). Hoewel verwant aan de fado is het toch anders, luchtiger. Dina zong Seis One na Tarrafal van Leopoldo Lima. Toen de schrijver in de gevangenis zat, mocht hij niet naar de uitvaart van zijn moeder. Het enige dat hij kon doen om zijn verdriet te uiten, was het schrijven van een morna. Dina werd alleen begeleid piano en bas. Ze zong het zo mooi dat je er als toeschouwer kippenvel van kreeg.

Vervolgens werd de morna samengevoegd met de danzón in Danzón Morna, een verrassende combinatie. De danzón is de officiële muziek en nationale dans van Cuba, ontstaan in de 19e eeuw uit Europese ballroommuziek die werd gespeeld door Cubaanse ensembles. De voorlopers van deze stijl zijn de danza, de contradanza en de habanera. In eerste instantie werd de danzón gespeeld door een orquesta tipica, later door charanga-orkesten. Op Cuba vermengde de stijl zich met son en mambo. En nu dus in Rotterdam met morna. Trompettist Amik Guerra gaf door zijn spel een onmiskenbare Cubaanse touch aan dit door de Kaapverdische dichter Eugénio Tavares geschreven lied. Tavares was een dichter wiens morna’s werden gezongen door Cesária Évora.

CaboCubaJazz eindigde met twee nummers van hun debuut. Bij Dança ma mi criola ging het publiek op verzoek van Fischer dansen tussen de stoelen. Daarna volgde Rikeza y Valor, een song die de rijkdom van de muziek van CaboCubaJazz onderstreepte.

Foto’s: Eric van Nieuwland