×

Concert

31 augustus 2015

Zwarte blues kleurt Ge(V)arenwinkel

Geschreven door: Cis van Looy

Zomerse toestanden, als we in de vooravond de festivalweide bereiken staat Chris Bergson al op het podium. De gitarist uit New York die opgroeide in Massachusetts uit was vooral actief in de jazzscène van New York City en evolueerde naar een bluesy fusion benadering met zijn trio. Bergson voert subtiliteit hoog in het vaandel met verfijnd stilistisch snarenwerkwerk. Bovendien beschikt de gitarist over een warm stemtimbre en een opmerkelijke fingerpicking techniek zoals blijkt in Heavenly Grass een op de woorden van Tenessee Williams geënte countryblues. Met Greyhound Station verzeilen we terug in The Big Apple, een goed ingespeelde Franse ritmesectie met puike toetsenman, de Europese tourband van Bergson, klaart de klus ook zonder de gebruikelijke blazerssectie meer dan behoorlijk, snedig snarenspel en een koortsige ritmiek die op de rails blijft, evoceren de bijzondere sfeer, we blijven in Brooklyn met The Bungler een van die grootstad types die Bergson observeerde in zijn thuishaven en in verfijnde songstructuren verwerkt. Wat dat betreft is een onderkoeld jazzy Gowanus Height, eveneens afkomstig uit het in de studio van de ondertussen betreurde Levon Helm tot stand gekomen Fall Changes een absoluut hoogtepunt, samen met een moederziel alleen gebrachte ode aan Mississippi Fred McDowell, waarin we ons moeiteloos een drassige delta omgeving voorstellen en de adaptatie van Bessie Smiths You’ve Been Good wellicht helpt het ondertussen broeierig vochtige klimaat in de tent daarbij enigszins. Een toegift is helemaal niet misplaatst als bonus voor deze fijne, gevarieerd opgebouwde set. Bergson is meteen de laatste blanke frontman van de dag op het hoofdpodium maar zeker niet de minste.

Met Eugene ‘Hideway’ Bridges  maakten we enkele jaren geleden kennis in Varenwinkel. De bluesman uit Louisiana ontleende zijn bijnaam van vader Hideaway Slim en combineert de soepele gitaartechniek met een soulvolle stem, wellicht een erfenis van zijn moeder die uit de Bullock clan stamt waartoe ook ene Anna Mae behoorde beter  Tina Turner. Het is dan ook niet verwonderlijk dat hij op het debuut uit ’98 Born To Be Blue, overigens in productie van Mike Vernon en zijn ondertussen uitgebreid zelf gecomponeerd oeuvre tussen blues en soul pendelt met zijstapjes naar funk en rock in een dat gebeurt ook op het podium. Bridges verschijnt getooid met de onafscheidelijke Stetson. “I’m a young man but old fashion” vertrouwd de jonge vijftiger ons toe en haalt na een slepende blues helemaal in de stijl van BB King, inclusief dat karakteristieke vloeiende snarenspel en prekende voordracht uit met funky stuff, de Nederlandse backingband onder leiding van Bart Kamp volgt moeiteloos als Bridges overschakelt van een soulballade naar rockende blues en deponeert de bijhorende secondline beat in een afsluitende luikje gevuld met de soundtrack van zijn jeugd, de broeierige juke joint sound uit Louisiana.

Het is Bruce Iglauer boss van Alligator records, het gerenommeerde blueslabel uit Chicago, die persoonlijk met gepaste trots zijn jongste poulains komt voorstellen. Gitaristen die de traditie verder zetten in een met een met hedendaagse trends (rap, hip hop) verbonden meer avontuurlijke benadering. Jarekus Singleton stamt uit Mississippi en beleefde vorig jaar zijn doorbraak met Refuse To Lose, een bijzonder raak gekozen titel zoals een bijzonder strijdvaardige uitvoering van het titelnummer illustreert. Singleton gaat er meteen stevig tegenaan met verzengend snarenwerk, samen met een uitstekende orgelman, en dito bassist. Dat blijkt een neefje te zijn van de gitarist die   samen met een zwarte vrouw aan de drumkit de ritmesectie vormt. Helaas demonstreert de knaap iets te uitbundig zijn talenten en verliest zich even in totaal overbodig oeverloos soleren op de dikke baskoorden. In een belabberde, vooral decibelrijke klankbalans, doemt uiteindelijk nog een knap opgebouwd Crime Scene op, het compromisloze uit het leven gegrepen epos straalt een ongehoorde intensiteit uit.

Het is bijna middernacht als Iglauer Selwyn Birchwood aankondigt. Deze jongeman uit wordt in inside kringen beschouwd als een van de grote nieuwkomers die de toekomst van de zwarte Blues verzekeren. Het Afrokapsel is blijkbaar weer helemaal terug, Birchwood toont zich evenals Nikki Hill een overtuigd en bewust adept van de weelderige coiffure uit de jaren zeventig, terwijl Singleton zich evenmin onbetuigd laat. In tegenstelling tot menige generatiegenoot, Birchwood is in’85 geboren, voelde hij zich niet echt aangetrokken door hip-hop, het was de grungerock die hem fascineerde, buurman Sonny Rhodes bracht hem de kneepjes van de lapsteel bij en Selwyn trok later  op tournee met de Texaanse veteraan. De combinatie van de vervormde tonen van de baritonsax van Regi Oliver en koortsig snarenspel, waarbij gebruik van wah wah pedaaltjes niet geschuwd wordt, zorgt voor enige verwarring maar levert een volstrekt uniek geluid op waarop persoonlijke verhalen geënt worden. Daarvoor moet je wel door slopende instrumentale passages. We herkennen Don’t Call No Ambulance, titeltrack van de Alligatorschijf  en het met snerpende slides  gelardeerde Hoodoo Stew. Het absolute hoogtepunt blijft Love Me Again, een aanzwellende bluesballade met felle saxscheuten en naar een explosieve climax vibrerende snarenspinsels.

We kunnen er weer voor een tijdje tegen met deze portie blues. De volgende editie van (Ge)Varenwinkel zal wellicht op een andere locatie plaatsvinden, de verkavelingsdrift kent geen genade noch grenzen.