×

Concert

22 juli 2019

Paul Carrack spoelt de blues weg in Peer

Geschreven door: Cis van Looy

Afgelopen weekend vond in het Limburgse Peer de vijfendertigste editie van het bluesfestival plaats. Geen ronkende noch verrassende namen of grote publiekstrekkers op de meer dan ooit eclectische affiche. Opvallend veel Belgische acts, niet alleen op de openingsavond op vrijdag, tributes zoals de Woodstock ’69 Revue en de ode aan Neil Young herbergt het puik van de binnenlandse scéne.

Travellin' Blue KingsTravellin’ Blue Kings opent zaterdagmiddag, dit Nederlands-Belgische kwartet wordt aangevoerd door Stephan Hermsen. De frontman van The Electrophonics smeedt een verbond met gitarist Jimmy Hontelé , die ondersteund wordt door bassist Winne Pennicks, zijn kompaan bij Howlin’Bill terwijl Marc Gijbels eerder achter de drumkit van The Rhythm Bombs en Electrophonics resideert. Muzikanten die vertrouwd zijn met het podium, dat is vanaf de opener merkbaar in een met tracks van hun debuut Wired opgebouwde set.

Anthony Gomes is een Canadese gitarist met Portugese roots die naar Chicago verhuist in zijn zoektocht naar de blues, hij speelt even bij Magic Slim’s Teardrops maar zet zo’n twintig jaar geleden zijn eigen bluesrocktrio op. Peace, Love And Loud Guitars is de titel van het recente werkstuk, we onthouden vooral die luide gitaren in een niet bepaald genuanceerde set waarin primaire oerkreten en uitgesponnen snarenescapades door een drammerige drumbeat worden begeleid. Tussen die hardleese snarenvreterij doemen Hendrixiaanse snufjes op waaruit het onvermijdelijk Voodoo Chile opwelt “Are you ready to party”, geen bezwaar maar zo’n clichématige bluesrock hoeft niet echt.

Neil Young

Het is nauwelijks te geloven maar Neil Young, de rebel van Buffaloo Springfield die nadien ook uit het verbond met Crosby, Stills & Nash stapte doet al een halve eeuw zijn eigen ding. In ’69 bracht hij met Crazy Horse Everybody Knows This Is Nowhere uit. De opvolger van zijn titelloze debuut en de start van een monumentale loopbaan als eigenzinnige loner of aanvoerder van een rockende meute. Ome Een Belgische All star collectief met uitmuntend gitaarvolk brengt een eerbetoon. Dat blijft, zeker na de recente doortocht van Ome Young, een hachelijke onderneming om de markante stijl van Neil Young te benaderen. Guy Swinnen profileert zich evenals met Patrick Riguelle al een tijdje als onvoorwaardelijke fan. Het duo brengt met ondersteuning van het snarenwerk van Bjorn Ericksson, Piet De Pessemier en Gertjan Van Hellemont (Douglas Firs) en onderlegd toetsenwerk van Jan Hautekiet een meer dan behoorlijke evocatie in een mooi uitgebalanceerde set die op gang getrokken wordt met The Loner. Eriksson en De Pessemier en Van Hellemont zorgen voor massieve gitaarpartijen in epische songs als Down By The River en Cinnamon Girl. Ze schakelen moeiteloos over naar subtiel akoestisch werk zoals in meer intimistische werk. Bij Heart Of Gold en het uit de Stills Young periode geplukte Long May You Run, valt vooral Van Hellemonts zang op naast de alomtegenwoordige sublieme samenzang, als er dan een accordeon en harmonica bijkomt in From Hank To Hendrix of lapsteel in een door het publiek meegezongen Old Man klopt het plaatje helemaal. Het felle Rockin’ In The Free World sluit de set af en laat ons tevreden achter, de weergoden laten zich tijdens de pauze evenmin onbetuigd met een hevig onweer.

Honey Island Swamp Band

De plankenvloer van de tent voorkomt echt drassige toestanden tijdens de set van Honey Island Swamp Band. Dit combo aangestuurd door de gitaristen Aaron Wilkinson en Chris Mulé krijgt vaste vorm in San Francisco in de nasleep van orkaan Katrina met de komst van de uit New Orleans gevluchte ritmetandem en de toevoeging van de orgelman Trevor Brooks. Een fijne combinatie die in een broeierige bayou sound resulteert, snerpende slides en dartel piano en orgelspel in een eclectische benadering herinneren aan Little Feat, met als extra de typerende ritmiek uit The Cresent City. Na een moeizame start met technische problemen is het genieten van een bezwerende funky set.

Uitsluitend langharige, met grijzende baarden getooide heerschappen maken de dienst uit bij Chris Robinson’s Brotherhood. The Black Crowes zijn ondertussen als een tijdje ontbonden en evenals zijn broer Rich, die enkele jaren geleden hier nog passeerde met The Magic Pie besloot Chris Robinson zich muzikaal te heroriënteren met enkele vrienden zoals Adam Mac Dougal, toetsenman bij The Black Crowes en de inbreng van Neil Casal als gitarist en songwriter. De basis blijft bluesy rootsrock met veel ruimte voor improvisatie en in de met psychedelia en country gekruide set. Tussen het eigen zweverige werk ontwaren we een oud nummer van John Lee Hooker maar de set kabbelt, enigszins gefnuikt door het gebrek afwisseling, wat richtingloos verder.

Paul CarrackEen euvel dat je Paul Carrack bezwaarlijk kan aanwrijven, de man heeft dan ook een rijk geschakeerd muzikaal verleden achter de rug bij Ace, Squeeze, Mike & The Mechanics , naast solowerk zijn er talloze samenwerkingsprojecten met notoire rock- en poplui. Dat klinkt onmiskenbaar door bij de pianist en gitarist en songwriter die bovendien met een soulvolle strot gezegend is. Carrack verbaasde vriend en vijand tijdens zijn vorige passage en doet daar nog een schepje bovenop met steun van een voortreffelijk opererende backingband, saxofonist Steve Beighton krijgt daarbij een prominente rol. “You Make Me Feel Good “ zingt Carrack in de funky opener die naadloos gelinkt met Tempted uit de Squeeze periode een gevoel dat meteen overheerst in de met een behoorlijke portie tracks uit het recente These Days afkomstige gestoffeerde set, Carrack switcht voortdurend tussen gitaar ,piano en orgel. Na een zwoel heupwiegend van de Rascals geleende Groovin’ volgt nog het onverslijtbare How Long en letterlijk fluitend wordt afgesloten met The Long Years.

Beth Hart

De flamboyante zangeres en pianiste Beth Hart was eveneens eerder in Peer en trekt de aandacht met soulgetinte covers op enkele in samenwerking met gitaarheld Joe Bonamassa tot stand gekomen langspelers. In haar solowerk dat voortdurend tussen blues en R&B durft ze zich wel eens aan een zijstapje richting jazz wagen. Beth ging in razende vaart van start en verkende zowat alle hoekjes van het podium in een geforceerde charge waarbij de zangeres met de sterke stembanden zich schaamteloos aan overacting bezondigt. Als ze zich achter de mini pianovleugel zet wordt het beter, tussen tomeloze uitbarstingen van razernij komt zelfs fraai jazzy balladewerk aan bod met het door emoties overmande Leave The Light On in de ontknoping. Niet echt mijn ding maar in zijn geheel beschouwd wel een geslaagde afsluiter.

Foto’s: Freddy Vandervelpen

Blues Peer 2019: