Willie Nile
Children of Paradise
In de jaren tachtig en negentig trekt Willie Nile al de aandacht met geïnspireerde langspelers zoals Places I Have Never Been en Streets Of New York dat naadloos aansluit bij het werk van gerenommeerde rockpoëten die The Big Apple observeren.
Vorig jaar was er nog Positively Bob, een met Dylanwerk gevulde collectie, op zijn twaalfde langspeler brengt hij ondersteund door zijn trouwe roadband en enkele gastmuzikanten opnieuw eigen werk. Zeventig is hij ondertussen en hij beseft dat hij geen tijd te verliezen heeft en dat leidt naar een geïnspireerde, uiterst productieve periode. Sinds het in 2013 uitgebrachte American Ride komt Nile zowat jaarlijks met een nieuw werkstuk aanzetten. Het met hulp van Nile’s onafscheidelijke producer Stewart Lerman gerealiseerde Children Of Paradise vindt na het akoestische If I Was A River aansluiting bij World War Willie.
Met de dynamische opener wordt je meteen terug in het verleden gekatapulteerd, in het aan Springsteens triomfantelijke rockepisode herinnerende Seeds Of A Revolution ontbreekt zelfs het glockenspiel niet. All Dressed Up And No Place To Go klinkt al wat grimmiger het op sloganeske kreten en rauwe gitaarriffs van Nile en Matt Hogan gebouwde Don’t herinnert sterk aan de door militant activisme gekruide verrichtingen van The Clash.
Als de catastrofale milieuproblemen ter sprake komen , gebeurt dat eveneens met een strijdvaardige elan. Earth Blues balanceert op een strakke door de bas van Johnny Pisano aangedreven beat. De titelsong die Nile jaren geleden samen met Martin Briley componeerde komt na een melodieuze intro terug in de slipstream van lekker galmende gitaren en gelaagd toetsenwerk. In Children Of Paradise priemt even een straaltje hoop door terwijl het akoestische Have I Ever Told You een rustpunt vormt.
Het op dartel banjospel van Steuart Smith huppelend Lookin’ For Someone kwam in samenwerking met de betreurde country songwriter Andrew Dorf tot stand, ook een revolutionair staat nergens zonder geliefde. In het geval van Nile is dat wellicht een ’rock’n’ roll sister’ die hij in de CGB’s ontmoet met een ruig rockende, door The Stones, Kinks, Who, Clash en Springsteen bevolkte soundtrack op de achtergrond. Afsluiten doet de rusteloze rockpoëet uit New York City met All God’s Children, een door piano begeleide gospelhymne.