×

Interview

25 januari 2016

Sir Ian: Als muziek je wezen raakt

Geschreven door: Marcel Hartenberg

Rotterdam. De stad van Bart Hoevenaars. In een eerder leven frontman van Mono. En nu alweer geruime tijd opererend onder de naam Sir Ian. Een boeiend gesprek over een op liefde gebaseerd huwelijk vlak bij het vernieuwde Rotterdam Centraal Station. Wil je de muziek horen die in het interview naar voren komt, ga dan naar www.sirian.bandcamp.com.

WiM: Hoe kom je aan je naam? Heeft die naam nu iets te maken met Ian McKellen die ook Gandalf speelt of heeft die naam er helemaal niets mee van doen?
Allebei eigenlijk. Ik zocht naar een naam voor dat soloproject. Ik had het gevoel dat het best wel zware liedjes zouden worden en ik zocht tegelijk een mogelijkheid om die zwaarte wat losser te maken. Toen ik een keer naar Extras keek, de serie van Ricky Gervais, was er een aflevering waarin Ian McKellen in een scene heel erg meta uitlegt wat acteren inhoudt. De manier waarop dat beschreven werd, iets wat zwaar kan zijn heel luchtig gebracht, bracht mij bij de naamkeuze. Het contrasteert daarmee ook wel met de eerste albumtitel, Apathology, die vind ik achteraf te serieus.

WiM: Die albumhoes daarvan is mooi ontworpen, hoe zit dat precies?
Het zijn eigenlijk twee tekeningen. Eentje waar ik met mijn ogen dicht op sta en eentje waar ik met mijn ogen open op sta. Tekeningen van Roosmarijn Mascini. Die zijn grafisch door midden gesneden en dan ook nog alsof het een soort klaphoes is die het niet is, met twee kanten.

Sir Ian 'klaphoes' door Roosmarijn Mascini

WiM: Ik begrijp dat je de broers Wilson en John Lennon als belangrijke invloeden ziet. Bij Populism was dat al duidelijk. Hoe ga je er dan mee om? Zoek je het allemaal uit?
In de tijd van Populism zeker ja. Ik ben echt twee jaar geobsedeerd geweest door Brian Wilson en de Beach Boys. Die koortjes. Ik zocht de liedjes uit, probeerde ze zelf te spelen en namaken. Dat heb ik daarna wel weer een beetje losgelaten. Ik was heel erg aan het zoeken naar een zo persoonlijk mogelijke manier van liedjes schrijven. Graven in jezelf en zo te proberen een zo eerlijk mogelijk iets te vinden en aan de andere kant zo pop mogelijk te arrangeren, zoals de Beach Boys deden en ook wel de Beatles op de laatste albums. En binnen die liedjes wendingen te verzinnen die zonder dat ze ingewikkeld klinken die liedjes muzikaal dieper maken dan een set akkoorden.

WiM: Op welke instrumenten schrijf jij het meeste? En hoe kwamen je nummers tot stand?
Eigenlijk schrijf ik vrijwel altijd op gitaar. En ten tijden van Populism ben ik ook een aantal dingen op piano gaan maken om dat ook te onderzoeken en toen kwamen er ook wat andere nummers uit. Op Apathology heb ik het wat afgewisseld. Dus eerst eens kijken hoe het op piano klinkt en hoe dat in elkaar valt. Daarna ben ik weer meer teruggekomen op de gitaar en het helemaal in je eentje kunnen spelen zonder al die instrumentatie. Want dat was een beetje het probleem na Apathology. Toen die af was moest ik hem ook gaan spelen. En eigenlijk was het op dat moment voor mij geen optie om een band te vormen en draaiende te houden.

WiM: Wanneer ben jij tevreden als maker?Sir Ian
Dat fluctueert heel erg. Zeker Apathology was het zwaarst om te maken. Het thuis opnemen maakte dat ik afspraken maakte met andere mensen om ze iets te laten horen en op basis van feedback weer verder te werken. De hele tijd zelf switchen tussen maker en beoordelaar; daar kwam ik op een gegeven moment in vast te zitten. Mijn broer Jos was er bij Apathology als klankbord bij. Bij die opnames was ik uiteindelijk pas tevreden toen ik het album in handen had. Bij het laatste album (Sir Ian II) was dat anders. Vooral omdat ik ook meer uit handen durfde te geven, Jos nam meer de productie op zich en er waren meer gastmuzikanten met eigen bijdragen, daardoor kon ik nu ook echt tevreden terug kijken. Gewoon dat ik dacht: “Ja, nu zijn alle puntjes op de i gezet.” Tegelijkertijd is er altijd wel weer iets dat je stoort aan afgeronde opnames als je ze terug hoort. Dat stimuleert dan hopelijk weer om verder te gaan.  

WiM: Wat zijn voor jou sleutelnummers in je ontwikkeling?
A Song In A Song is, denk ik, tekstueel wel een voorbeeld; een serieuze tekst maar dan ook halverwege het nummer dat weer half ontkrachten. Dat zit in veel van mijn liedjes. Wat Don’t Get Me Wrong eigenlijk ook is; een heel serieus, redelijk zware boodschap  over de liefde en dan aan het einde een relativering. Dat was wel mijn favoriete nummer om te spelen van die plaat. Ik denk dat Freight Trains Grind The Rails On The Hottest Afternoon In June symbool staat voor de periode van No Can Dance: het is de ziel uitschreeuwen en een soort van Nirvana teenangst van hoe ik toen in het leven stond. Ook wel qua structuur, muzikaal meer de alternatieve hoek maar wel al popliedjesstructuur. Van Populism, misschien wel Evolution No. 9. Ja, dat is echt zo’n Brian Wilson geïnspireerd nummer.

Ik denk Is This All We Know op Apathology. Dat hebben we met Mono nog live gespeeld. Dat nummer staat ook letterlijk voor een soort van metamorfose. Toen speelden we nog heel erg op de beukmanier. En dit was heel anders. Daar kon ik ook voor het eerst ook wat ruimte aan anderen geven. En op het laatste album is dat Hey That’s No Way. Ook weer dat ik daar soort ruimte heb gelaten aan Mink (Steekelenburg, Halfway Station) die de pianopartij van dit nummer echt naar een hoger niveau heeft getild. Dat komt ook omdat dit het dichtst bij mij staat. Er komen voor mij wel heel veel dingen in samen. Ook die tekstuele lijn van worstelingen met liefde (op wat voor manier je liefde dan ook wilt uitleggen) en het zoeken naar het soort van perfecte melancholieke popliedje. En dan uiteindelijk de conclusie van het nummer is dat het om de muziek gaat. Dat alles wel voorbij gaat, maar dat liedje is toch maar wel gemaakt en dat blijft.  Dat liedje voelt voor mij ook helemaal rond. En de sfeer van dat nummer staat voor mij wel helemaal voor Sir Ian. Ja, dat is voor mij wel het sleutelnummer op die plaat samen met Don’t Get Me Wrong. Op een of andere manier voelt dat minder als een nummer. Dat voelt toch meer als een geslaagde poging in een bepaald genre. Hey That’s No Way voelt meer als van mij.

WiM: Dat is wel spijker op de kop geslagen in de samenwerking met Janna Haring dan ook?
Ja, ik had daarvoor wel al eens met andere mensen gespeeld. En toen was het idee er om een vrouwenstem te laten zingen. Toen dat er een keer was, was het nummer ook echt af. Dat vraag en antwoord. In de muzikantenscene hier in Rotterdam kwam ik haar tegen. Ik weet niet meer waar ik haar voor het eerst heb horen zingen. Ze zong het in en het was precies goed.

WiM: De band ging overigens wel met je mee van No Can Dance naar Populism. Dat kostte ogenschijnlijk geen moeite.
Jawel. Het werd een andere verhouding. De drummer ging toen een jaar naar Berlijn. En toen speelden we opeens lang niet meer zo vaak als we deden. Dus toen was ik ineens meer op mezelf aangewezen; ik ben meer thuis gaan werken met een Mac en kon ik ineens gelijk horen hoe het klinkt. Dus toen ben ik zo dat album helemaal gaan schrijven. Deels althans, want een aantal nummers hadden we al voor de drummer naar Berlijn ging. De andere helft hebben we opgenomen toen hij net terug was. Het was daardoor een andere verhouding, want het werd daardoor nog meer:  “Jij moet dit doen en jij moet dat doen.” Dat was denk ik niet alleen maar leuk voor ze. Maar in live spelen maakt iedereen zich dat eigen. Live werd het ook wel net weer een andere uitvoering en kwam het toch weer dichter bij het debuut te staan. Van daaruit kwam voor mij de behoefte om iets anders te proberen.

WiM: Kun jij met muziek in je onderhoud voorzien? Sir Ian
Deels. Ik doe hard mijn best met drie verschillende bands, met af en toe theater en af en toe filmmuziek. Ik denk er wel eens over na of het niet meer zou moeten zijn. Het zal een combinatie zijn van hoe ik in elkaar zit, wat ik beter zou kunnen doen om het commerciëler te maken, althans tot op een hoogte waar ik me gemakkelijk bij voel en de mogelijkheden die er daarvoor zijn in Nederland. Ik zoek het niet altijd genoeg op om mezelf in commerciële zin aan te bieden; dat ligt me niet zo. Daarnaast vind ik andere dingen ook leuk om te doen, ik werk ook met film en ik verveel me snel.

Met Mono had ik het gevoel dat we een beetje bekendheid kregen of dat dat er een beetje zat aan te komen. Er waren mensen om ons heen die ons wel graag wilden helpen om die muziek en de band bij een groter publiek te brengen. Zodat je zelf misschien ook een beetje gaat geloven dat dat is waar je naar op zoek bent. Ik denk dat het me uiteindelijk alleen maar een klotetijd heeft bezorgd. Dat ik op een gegeven moment de aandacht onbewust had verlegd van muziek maken, naar ‘iets’ bereiken met die muziek. Je loopt eerder het risico jezelf kwijt te raken. Dat heeft het meer opgeleverd dan dat ik iets uit die aandacht haalde.

WiM: Je doet wel dit interview.
Ik merk dat je de muziek hebt geluisterd. Dat voelt als een interview over de muziek en dat ik daar iets over kan vertellen en dat ik daarmee de muziek onder de aandacht kan brengen. Ik hoef ook weer niet te doen alsof ik niet besta. Ik bedoel:  ik heb die muziek wel gemaakt.

In muziek maken vind ik momenten die ik nergens anders in vind. Dingen maken met andere mensen of zelf. Er zitten ook een heleboel moeilijke kanten aan, maar zeker ook sinds ik met andere mensen ben gaan samenwerken, heb ik de liefde van muziek maken teruggevonden. Ik was die een tijdje kwijt door het gevoel van moeten. Ik werd daar echt niet gelukkig van. Met Roald (van Oosten,  voorheen Caesar) en met de band of in de studio als zo’n je nummer voor het eerst raakt, dat je voor het eerst het gevoel hebt dat je denkt dit is het. Dat heb ik gewoon nergens anders in. Ja, misschien in een verliefdheid zo af en toe, als je je ineens verbonden voelt met iets dat juist buiten jezelf staat. Ik heb het ook heel vaak losgelaten en gedacht dat ik iets anders moest gaan doen omdat ik het niet leuk meer vond. Maar ja, dan ging ik het missen. Het is toch een op liefde gebaseerd huwelijk.

WiM: Wat is je referentiekader nu als je muziek uitbrengt?
Ik wil het gewoon voor mezelf afmaken. Ik wil iets moois maken. Misschien voor de mensen die mij volgen. Voor de rest is het toevoegen aan dat oeuvre, aan het werk dat er al is.

Het is wel met liedjes die je speelt, dat het voelt, straks is deze periode voorbij. Ik moet het nu wel vastleggen anders klopt het straks niet meer bij wie ik ben. Omdat die albums ook telkens zo anders zijn. Ik merkte dat aan het later nog een keer spelen met Mono. Binnen een uur hadden we in de oefenruimte de set die we altijd deden weer perfect gespeeld. Toen hadden we alle drie het gevoel, dit is nu niet meer aan de hand, dit zijn we alle drie niet meer. Dus ik wil de muziek kunnen vastleggen die bij een moment hoort.

WiM: Zou je je kunnen voorstellen dat je een nummer uit de Monotijd akoestisch zou spelen in een set? Helemaal gestript?
Ja, Evolution No. Nine, dat nummer heb ik wel eens akoestisch gespeeld. Dat laatste nummer van Populism heb ik ook nog wel eens gespeeld, dat half Franse nummer. Ja, er zitten zeker nummers in die hele lijn. Dat zou best grappig idee zijn om een keer te doen om een soort van best of album te maken en dan niet de nummers bij elkaar te zetten, maar om ze allemaal opnieuw op te nemen in een versie zoals ik nu ben.

WiM: Een vraag waar je over mag nadenken. Wat zie je als je muzikale droom?
Ik zou kunnen zeggen dat dat al aan de hand is. Dat ik met Roald in een band zit, dat ik elke week muziek kan maken, optredens kan doen, naar Hamburg kan gaan om daar in een theater te spelen en muziek voor film te mogen maken en af en toe in een theatervoorstelling te mogen spelen en hier in Rotterdam met andere bevriende muzikanten regelmatig verschillende projecten te doen. Aan de andere kant is een nog niet gerealiseerde droom om een keer iets met een orkest te doen. Of misschien eerst maar eens een strijkkwartet. Ik hoorde laatst weer dat album van Elvis Costello met het Brodskykwartet. Dat vind ik echt te gek. Dat lijkt me heel tof om zoiets een keer te doen. Dat is sowieso wel iemand met een carrière waar ik op een goede manier jaloers op kan zijn. Dat hij zo veel verschillende dingen heeft gedaan en elke keer weer zich ook wel blijft vernieuwen maar heel duidelijk altijd zichzelf in die liedjes stopt. Dat eigenlijk. Zo door blijven gaan maar elke keer nieuwe manieren blijven vinden om het voor mezelf interessant te houden. Ten tijde van Populism had ik het gevoel dat ik een soort groot kunstwerk wilde maken. Maar dat is een beetje weg. Dat heb ik niet meer zo. Het zit nu echt meer in met mensen samen iets kunnen maken, bepaalde momenten kunnen meemaken. Eerder dan een groot of belangrijk werk afleveren. Het zit echt meer in het creëren zelf.

WiM: Wat kun je zeggen over nieuwe opnames?
Er zit een nieuw album van Roald aan te komen. Dat verschijnt in maart 2016 op V2 Benelux. Met Sir Ian ben ik nu langzaam begonnen met nieuwe nummers opnemen thuis. Ik merk dat ik nog weinig inspiratie voor teksten heb. Wel heel veel halve liedjes en ideeën. Muzikaal is er wel al veel maar het heeft nog geen duidelijke vorm. Af en toe ben ik dingen aan het proberen weer in bandvorm en af en toe in songwritervorm. Ik merk dat ik mezelf nog niet genoeg verras. Er moet nog een nieuwe vorm ontstaan om het voor mezelf echt interessant te maken en te rechtvaardigen dat er weer iets nieuws komt. 

WiM: En dan komen er ook meer concerten van jou aan?
Mogelijk. Zeker als voor mezelf de nieuwe vorm duidelijk is, band of meer akoestisch. Het laatste album leende zich niet echt voor poppodia of een bar of een café. Voor het optreden in het Bimhuis was ik gevraagd. Dat was een perfecte locatie. Dat voelde wel als een eer dat ik daar mocht spelen.  Mensen zitten en luisteren. Het geluid is optimaal. Daar is ook nog een online live album (Live At Bimhuis) uit voortgekomen. De releaseparty van Sir Ian II was ook bewust gekozen in een kerk. Ook een andere setting die mensen alleen al door de omgeving stiller maakt en bewuster.

In elk geval staat er ook een Nederlandse tour in april gepland met Roald van Oosten waarbij we op pad zijn met Ian Fisher en met de band verzorgen we komend seizoen bij  de voorstelling “Wolfgang Distel” van Orkater.

Een gedreven muzikant die muziek hoog in het vaandel voert. Het is Bart gegund dat zijn op liefde gebaseerd huwelijk met muziek nog lang zo energiek blijft en steeds nieuwe momenten van viering voortbrengt. Wil je weten waar je de band aan het werk kan zien? Kijk dan op de facebookpagina van Roald van Oosten.

Foto’s: Foto 1 door Ruben Hamelink & foto 2 door Menno Bouma