×

Concert

23 oktober 2014

Elvis Costello ook stand-upcomedian in Carré

Geschreven door: Pieter Visscher

Elvis Costello. Geen jongen voor een rustige opkomst. Ook niet op 60-jarige leeftijd. Even na achten stormt-ie het podium op. Dan weet je eigenlijk al dat het goedzit. Het vrijwel uitverkochte Carré trekt zich recht in de theaterstoelen, joelt en applaudisseert. Kom maar op dan, in je eentje.

Niet geruggensteund door The Attractions of The Imposters gaat ‘m dat uitstekend af. Nonchalant gaan de kaken op en neer. Ook als Costello niet zingt, want continu heeft-ie een stuk kauwgum in de mond. Koket wit hoedje op het hoofd en de karakteristieke dikke zwarte bril op de neus. Voorts gesoigneerd, zoals we ‘m kennen. Mooi in het pak, met paarse accenten. Rode puntschoenen om de voeten. Vader gaat op stap 2.0, met een stoere grijns op het gelaat die zelfs Oliver’s Army er niet af zou kunnen rammen.

Costello, de muzikale kameleon, die gedurende zijn imposante carrière net zo makkelijk blues op plaat heeft gezet, als rock, punk, jazz, folk, country, soul en zelfs klassiek, om daar meer dan dertig studioalbums mee te vullen, heeft bij binnenkomst zijn meest versleten akoestische gitaar onder de arm. Hij trapt af met 45, van When I Was Cruel uit 2002 om daarna een staalkaart uit zijn imposante loopbaan over de massa uit te storten. Een fraaie mix van onbekendere albumtracks, hits en enkele covers.

‘I am in Amsterdam, the city of love, so I’m gonna sing about love’, belooft Costello. Al snel benoemt hij ook wat minder prettige, uit die liefde voortvloeiende zaken. Ja, die gaan zeker voorbijkomen.

De Brit is een makkelijke spreker, een rasverteller, die zich, zonder een begeleidingsband, nog sterker ontpopt als stand-upcomedian. Het regent komische verhalen, zoals een schitterende anekdote over een optreden in Toppop in de jaren 80, waar ook de Dolly Dots, in hun weinig verhullende gekleurde pakjes, acte de présence geven. Samen met de bovendien aanwezige Nile Rodgers kijkt Costello zijn ogen uit. De twee hebben het er nog altijd over wanneer ze elkaar tegen het lijf lopen.

Hij weet zich de eerste keer in Carré ook nog voor de geest te halen, in 1978. Het gerucht gaat dan dat Bob Dylan tussen het publiek plaatsneemt. Hoop drukdoenerij, volgens Costello. Hij lacht. Want geen Dylan te bekennen en uiteindelijk zitten er hooguit twaalf mensen in de zaal, die niettemin flink uit hun dak gaan en druk door elkaar heen rennen. Gelukkig maar, want zo lijkt het nog heel wat. Weer die lach.

Costello wisselt om de haverklap van gitaar en laat zijn keyboard zo veel mogelijk links liggen. De hoed, het jasje en het gilet blijven aan, terwijl het zweet tijdens grote hit Alison van zijn voorhoofd gutst. Hij zingt het zonder microfoon en dwingt de zaal daarmee extra aandachtig te zijn. Dat lukt. Carré is ineens intiemer dan ooit, terwijl het toch een immens theater blijft.

Er komen meer krakers voorbij, die op extra veel bijval van het publiek kunnen rekenen. Veronica wordt een beetje afgeraffeld, maar de Aznavour-cover She maakt dat goed en Oliver’s Army al helemaal.

ElvisCostello_AAP_1200

Er wordt vlak voor de toegift geschreeuwd om het onvermijdelijke I Want You. Costello (‘Is that a proposal?’)  is de beroerdste dan niet en jawel, hij pakt de elektrische Fender erbij. Prachtig ingetogen momenten in de song worden evenwel de nek omgedraaid door extra veel distortion, en gebeuk op de snaren, waardoor de avond heel rumoerig beëindigd dreigt te worden. Een soort anticlimax, nochtans een fraaie, want zo’n versie moet je op waarde kunnen schatten. Het publiek staat inmiddels, reageert onverminderd uitbundig en dat wekt bij Costello de indruk dat het nog niet af is.

De afsluiter is ook raak: (What’s So Funny ‘Bout) Peace, Love & Understanding, de Nick Lowe-cover. Costello moet gedacht hebben: een avond die swingend begint, zal ik ook swingend afsluiten.