×

Concert

06 september 2014

De Nationale Opera – Orfeo

Geschreven door: Carl Puhl

Met slechts drie uitvoeringen is het geen wonder dat iedere voorstelling uitverkocht is. De zaal van het Muziektheater in Amsterdam was vrijdagavond 5 september tenminste extreem goed gevuld. Het publiek kreeg een bijzondere uitvoering van Monteverdi’s Orfeo voorgeschoteld. Ze leek de samengang van het Nationale Ballet met de Nederlandse Opera te weerspiegelen. Nu wordt Orfeo algemeen beschouwd als één van de oudste opera’s en Monteverdi als de godfather van deze muziekstijl. Een werk van deze importantie verdient een revolutionair concept.

Ik hoop niet dat er luisteraars in het publiek zaten waarvoor dit een eerste kennismaking met opera was. Deze productie van Orfeo is beslist geen correcte representatie van De Nationale Opera. De combinatie van zang en acteren aan de ene kant en dans en expressie aan de andere zorgt voor een intense ervaring en eist veel van de bezoeker. Het is een gewaagd concept en wellicht niet helemaal geslaagd in deze uitvoering. De dansen waren welliswaar zeer expressief, maar werkten vaak ook erg storend. Het is natuurlijk erg jammer dat een zangeres als Anna Lucia Richter in de rol van La Musica en Euridice zo weinig te zingen heeft, maar als ze in de vierde akte ook nog eens over de grond moet rollen dan komt haar prachtige stem niet tot zijn recht.

Het valt meteen op dat Georg Nigl Orfeo meerdere keren heeft gezongen; de souplesse en vertrouwdheid stralen van zijn zang- en acteerprestatie af. Hij zingt erg mooi, maar toch heeft deze bariton een niet zo karakteristiek stemgeluid. Hij moet het vooral hebben van zijn zangtechniek en daar schortte het absoluut niet aan. Georg Nigl kreeg voldoende de kans om veel dramatiek in zijn rol te leggen en deed dat vol overgave. Zo kreeg de mythische figuur Orfeo een menselijk karakter, wat zeer past bij deze opera.

Het toneel was sober ingericht, maar niet echt functioneel; tijdens de derde akte was Charon voor een deel van de zaal onzichtbaar en moeilijk te horen. Dat was jammer, want de stem van de jonge bas-bariton Douglas Williams was één van de meer opvallende van deze voorstelling. Hoewel hij niet al te krachtig was, bezat hij een mooie fluwelen warmte. Al bomend vaarde hij over het toneel en de lichamelijke uitbeelding van water was erg mooi en inventief.

Het Frieburger BarockConsort zat verdeeld over beide zijkanten op het toneel; een setting die in de tijd van Monteverdi gebruikelijk was. Onder de muzikale leiding van Pablo Heras-Casado verzorgde dit orkest het muzikale raamwerk waarbinnen al het bovenstaande opgevoerd werd. Dat deed het op een zeer doeltreffende en kundige manier. De oude instrumenten zorgden voor een bijzonder aparte muzikale ervaring en de orkestleden zorgden voor prachtige muzikale momenten. Opvallend was het schitterende spel en het typische geluid van de zinken en het magnifieke spel op de harp. Het orkest weerspiegelde de genialiteit van Claudio Monteverdi en het vooruitstrevende karakter van zijn muziek.