×

Concert

06 juni 2018

Beck speelt met hits tijdens degelijke AB show

Geschreven door: Philippe De Cleen

Het is iets voor negenen als Beck Hansen het podium van een volledig uitverkochte AB betreedt. Lang werd uitgekeken naar het concert van een van ’s werelds meest onwezenlijke entertainers. Meteen gooit hij er twee van zijn bekendste hits tegenaan. Devil’s Haircut zegt doodleuk : Beck’s in the house en u zal dat geweten hebben. Als er daaropvolgend een The New Pollution tegenaan gekegeld wordt, weet u in het publiek ook: dit is een feest van herkenning. En wat hebben we onze goede vriend Beck, beck in business als het ware, toch zo gemist.

Ook onbekender werk haalt de setlist. Tijdens Qué Onda Guero, begeleid door veelkleurige psychedelische stroom aan beelden – even rijk als zijn en uw gedachten tesamen, wil Beck zijn L.A. inspiraties met u delen. Nog iets later: het trippy Wow waar u en ik net als Beck heerlijk op freewheelen. Poppy, maar evenzeer feestelijk en volstrekt goddelijk. Vervolgens is het tijd om een momentje te gaan waven, zo besluit Hansen. Heel even neigt de sound tijdens Gamma Ray wat naar kitschy eighties punkpop in zijn meest catchy variant. De popster bespeelt tussendoor het publiek alsof hij nooit anders gekend heeft, danst dat het een lieve lust is en lijkt hij een weddenschap met Mick Jagger te hebben lopen. Wijde ogen, volop genietend van het leven als popzanger en van de interactie tussen hem en het publiek.

‘Hi there, how are you doin?’, zo vraagt Hansen zich af. Hij verzoekt het publiek om het op een dealtje te gooien. Laat ons er gewoon een geweldige tijd van maken. En zo geschiedt. Mixed Bizness is onvervalste funk, die klinkt alsof Prince, Marvin Gaye & Sly & The Family Stone samen een geweldige liefdesbaby baarden. De band gaat er volledig in op, drummer Coleman mag zijn kunnen ten volle tonen en ook het publiek is tegen dan volstrékt verrukt door de schijnbaar grootse vorm waarin Beck en de zijnen verkeren. Alsof dan nog moet bevestigd: “just want to stay up all night”. Energieke, radiovriendelijke pop die barst van de levendigheid. Nog eentje van “the new record”, Everybody’s Gotta Learn Sometime. Zomerse, zalige, veelkleurige disco- en glitterpop die heel even het publiek uit het dagelijkse bestaan tilt. Onomwonden staat Beck er, om uw leven en in een trek door zijn leven naar een hoger plan te tillen.

Tijd voor een wat woestere gitaargroove. Zoals met Go It Alone, waarin hij zijn band volop laat scoren. Hansen is natuurlijk helemaal de spil van het gebeuren, al heeft hij wel een prima backing band rond zich. De handjes gaan heel even op elkaar en Beck’s medegitarist Jason Falkner schudt een mean ass gitaarsolo uit zijn handen. Als om het contrast te demonsteren doet Beck met een akoestisch Lost Cause een solo slim: “this town is crazy / nobody cares / baby you’re a lost cause”. Ja hoor, hij wil best wel ingaan op verzoekjes. Maar eerst nog eentje al buskend ‘for the lovers’ (Debra, waarin je goed hoort hoe Beck net als Prince vollédig akoestisch nog steeds one funky ass muzikant is). Heerlijk hoe hij dolt met tekst (over o.a. hyundai’s, selfies op de square en hashtags), al valt hier vooral op wat voor een enorm zangtalent Beck eigenlijk wel is. Elke song in zijn handen wordt gelijk béter. En ook het feit dat hij het publiek aan het meezingen krijgt met een streepje Princes’ Raspberry Beret zorgt voor bonuspunten.

Onze Man had niet het gevoel dat er voldoende mensen op de hoogte waren van ‘Morning Phase’ (2014) en dus besluit hij daaruit enkele songs te plukken. Heart Is A Drum is een vederlichte, akoestische song die de oren streelt, zoals pakweg de liedjes van Nick Drake dat doen. Zo direct doen we wel meer van die psychedelische Michael Jackson pop van het nieuwste album, maar eerst nog eentje van dat ‘Morning Phase’ album want ik weet dat er mensen gekomen zijn om liedjes daaruit te horen. Blue Moon dan maar, met halverwege die wat dolle keyboardriedels.

Terug naar “the new record”. Dreams, luchtig, vrolijk en olijk. Fun. Dansbaar, op een bedje van voorgeprogrammeerde beats. Misschien wel de zwakste schakel in de set. “Come on Jason”, zo spoort hij medegitarist Falkner aan. Het publiek beloont met applaus, maar voelt dat er routine in de set begint te sluipen. Girl zwiert het publiek de nacht in, alvorens Loser, zijn meest geroemde single, eraan moet geloven. Het is dankzij de technische mankementjes links en rechts zeker niet de beste versie die we al hoorden, maar goed: Beck brengt nu eenmaal deels een ‘greatest hits’-show en daar hoort wereldhit Loser, deze keer wat rammelend en niet volledig overtuigd gebracht, nu eenmaal bij. Op de achtergrond een band die zich uit de naad werkt, woestijnachtige landschappen en een publiek dat zich al te gewillig laat paaien om uit volle borst en met opgeheven bierglazen mee te zingen. Een ruig Colors werkt de reguliere set af. Beck en band druipen af, de lichten gaan uit.

Al snel wordt er een dromerig pianomotiefje ingezet. Beck, intussen van pak gewisseld en een zwart exemplaar verruild voor een wit, plaagt het publiek met een strofe Strawberry Fields Forever. Maar duidelijk is dat Where It’s At ingezet wordt, een van die vele hits die je eigenlijk ook van hem verwacht. Halverwege valt het stil en neemt hij de tijd om zijn band voor te stellen. De bassist mag heel even dollen met een funky baslijn, op gitaar is er Jason Falkner, op keys Roger Manning, de B-53’s (nuja) op backing vox, tambourijn en meer en dan is er nog de beresterke, krachtige en potente drummer Chris Coleman. Leuk ideetje dat elk van hen een eigen (soms cheesy) thema of motiefje mag bijdragen, waardoor je heel even een teletijdmachine instapt (we herkenden onder meer mini-fragmenten van Talking Heads’ Once In A Lifetime, The Stones’ Miss You en Rapper’s Delight). Als toetje een kort fragmentje bluesy mondharmonica en nog wat spelen met het publiek, alvorens – u raadt het nooit – als een duiveltje uit een doosje het motiefje van Where It’s At wederom opduikt. Een erg voorspelbare truc, een funky jam als afsluiter, inclusief voorbedachte danspasjes en al. “Bottles and cans, clap your hands”. Hetgeen ergens aanvoelt als een hedendaagse update van Lennons’ “ratel nog eens een keer met de juwelen” met “two turntables and a microphone”.

Degelijk optreden van Beck Hansen en de zijnen. Maar niet overweldigend, niet – om het in zijn eigen woorden te zeggen: ‘Wow’. Beck blijft natuurlijk een prima entertainer en brengt vuurwerk met enkele van zijn meest bekende hits. Toch voelde zijn optreden naar ons aanvoelen al bij al net te routineus aan. Aardige show dus, al mocht het wat ons betreft nog nét ietsje meer zijn (Sexx Laws of Tropicalia bijvoorbeeld, of als hij er écht voor wil gaan een prachtsong als The Golden Age of Nobody’s Fault But My Own). En doe er de volgende keer ineens ook een glimlach bij, want ook die had hij jammer genoeg blijkbaar ergens in de backstage laten liggen.