×

Interview

09 april 2014

Augustines breken door naar het licht

Geschreven door: Jiri Haanen

Label: Votiv Music

AugustinesMet een brede lach komt zanger Billy McCarthy aanlopen in het Amsterdamse Hotel Casa 400 en geeft een stevige hand. Een charmante man die spreekt met zijn hele gezicht. Samen met gitarist en multi-instrumentalist Eric Sanderson doet hij een Europese promotour voor hun nieuwe, gelijknamige album Augustines. Ditmaal geproduceerd door Peter Katis die veel independent bands onder zijn hoede neemt. Op 27 april treedt de band op in de Melkweg.

WiM: Drie jaar geleden kwam Rise Ye Sunken Ships uit. Kunnen jullie iets vertellen over de periode na alle optredens?
Sanderson: We hebben in anderhalf tot twee jaar tijd 250 shows in 23 landen gedaan, de laatste in Amsterdam. Daarna is mijn vrouw naar Amsterdam gevlogen en hebben we een week in een hotelkamer overwinterd. ’s Nachts hebben we rondjes door de stad gelopen. Ik weet niet meer wat de rest heeft gedaan.

McCarthy:
Misschien ben ik in Amsterdam op mijn motor rond gaan rijden… Ik ben het kwijt, het maakt niet uit.

Sanderson:
Na twee weken zijn we weer de studio ingedoken. We hadden zoveel getoerd: als ik in bed lag hoorde ik nog de stemmen van mensen die onze liedjes meezongen en voor ons zongen. We wilden ons publiek niet kwijtraken, de connectie in stand houden.

WiM: In het trailerfilmpje over jullie nieuwe album zegt Billy (McCarthy) dat hij op een nieuwe manier liedjes is gaan schrijven. Hoe is dat gegaan?
McCarthy: Onze producer, Peter Katis, neemt graag pauzes om zijn geest wat rust te gunnen. In die vrije periode moesten we bepalen wat we wilden doen. Voor mij was het een win-winsituatie: wegrijden op mijn motor naar plekken die ik niet ken en terugkomen met teksten. Ik ben van Washington naar de Mexicaanse grens gereden en daarna helemaal naar Alaska. Uiteindelijk ben ik weer naar huis gegaan. Het heeft gewerkt.

WiM: Zijn er speciale plekken waar jij het beste schrijft?
McCarthy: Ik ben een oude lerares van de basisschool op gaan zoeken die veel invloed heeft gehad in mijn leven. Ze is nu zeventig en woont en werkt op een boerderij. Ik heb haar gevraagd of ik vroeger blijk gaf van muzikaliteit en creativiteit. Ze antwoordde: ‘Ik wist dat je speciaal was, maar je kon niet goed samenwerken met andere mensen.’ Ze is me altijd blijven vertellen dat het wel goed komt later. Dat was heel inspirerend.

De Augustines, op hun vorige album nog We Are Augustines, hebben zware tijden achter de rug. Zowel de moeder van McCarthy als zijn broer James leden aan schizofrenie en pleegden zelfmoord. De verwerking van dit trauma speelde een grote rol op het eerste album Rise Ye Sunken Ships, dat getekend wordt door een zwaarmoedig en rauw karakter verpakt in grootse melodieën. Let wel: schitterend in deze thematiek en verhalend gezongen door McCarthy.

WiM: Op het eerste album lijken de liedjes een weerspiegeling van de harde tijden en het gevecht tegen depressie. Het is alsof jullie er nog middenin zitten. Op Augustines wordt er op sommige liedjes met meer afstand gekeken naar situaties.
McCarthy: Ik ben door zware tijden heengegaan en mijn vrienden ook: zij zagen hoe slecht het met me ging. Ik wil niet dramatisch klinken, maar het eerste album had er net zo goed niet kunnen komen, dan hadden onze levens er heel anders uitgezien. Op ons nieuwe album had ik wat meer de mogelijkheid om karakterschetsen te doen, zonder dat ze per se op ons leven reflecteren. Het nummer Weary Eyes gaat over een vechtend koppel, maar daar heb ik zelf niets mee te maken. Dat is een verandering. Maar ik heb ook veel liedjes geschreven waarbij je ons persoonlijke gevecht hoort. Cruel City gaat over de wreedheid van New York, de ontoegankelijke huurprijzen en het feit dat alles om geld draait. Daarom zing ik: C’mon now cruel city don’t turn away,
c’mon now cruel city with money eyes.

Sanderson: Ik hou van Jack White. Hij zei ooit: “Music is about struggle”. Bij optredens zet hij zijn piano zo ver mogelijk weg van de microfoon. Tijdens sommige nummers moet hij er in een keer naartoe rennen om op tijd te kunnen meespelen met de rest van de band. Als hij de toetsen op de piano aanslaat, betekent het meer want hij heeft gevochten om er te komen. Het is een mooie metafoor.

WiM: Je moet vechten om goede muziek te maken?
McCarthy: Er is een gezegde: miljonairs zijn slechte songwriters. Als je bijvoorbeeld kijkt naar Afrika – op Augustines staan druminvloeden uit dat continent – zie je dat ze daar heel anders zijn met muziek. Ik heb Ghana bezocht en Eric heeft er zeven maanden gewoond. Op sommige plekken is het daar loodzwaar, maar het maakt hun kracht niet kapot. De muziek is puur.

Sanderson: Onze albums zijn een extensie van ons leven. Toen we Rise Ye Sunken Ships maakten, was het een ongelofelijk moeilijke tijd. Daarna zijn we bezig geweest om die periode te boven te komen. En dat is gelukt: we zijn doorgebroken naar de andere kant. We beseffen dat een groot deel van onze identiteit in het gevecht besloten ligt, maar bij Augustines hoefden we niet meer zo hard te strijden. Onze identiteit, ons leven, is veranderd en we moeten herdefiniëren wie we zijn en waar we naartoe willen.

WiM: Op welke manieren kijken jullie anders naar het leven?
McCarthy: Naarmate ik ouder word, merk ik dat ik een ander waardensysteem krijgt. Het klinkt ouderwets en Brits, maar het is heel mooi om een gentleman te zijn en tegen iemand te zeggen: ‘Bedankt dat je zo’n prachtig persoon bent’. Het is goed om na te denken over hoe je een goed iemand kunt zijn. Onze droom is uitgekomen en alles van buiten – eigen albums, goede apparatuur, een groep fans – is ingevuld. Nu moeten we betekenis in onszelf zoeken.

Sanderson:
Ik wil nog even over Ghana vertellen. In de tijd dat ik daar leefde, zag ik de verschillen tussen de Westerse en Ghanese zienswijze op muziek. In Amerika is het heel normaal om een artiest of band op een voetstuk te plaatsen. Het is net als een schilderij waar je een chique lichtje op plaatst. Iedereen betaalt voor de band, iedereen komt kijken naar het schilderij aan de muur. In Ghana is muziek geïntegreerd in het dagelijks leven, het is holistisch. Denk aan de zingende persoon die het eten klaarmaakt, terwijl hij met een stamper ritmisch aan het prakken is. Er wordt muziek gemaakt  op begrafenissen, bruiloften, in eettentjes: het is overal en het is een open ervaring. Daarom hou ik zoveel van muziek. Het gaat erom niet waargenomen te worden.

WiM: Jullie optredens staan bekend om de grote interactie met het publiek, heeft dat ook te maken met een holistische insteek?
Sanderson: Met onze optredens proberen we die fictieve muur die mensen voor zich plaatsen, neer te halen. Het is pure onzekerheid, vaak gecombineerd met verlegenheid. Het mooiste dat wij kunnen bereiken, is dat mensen uit volle borst meezingen met onze muziek. Schaamteloos en vrij. Dat is de kracht die muziek me heeft gegeven: om me nergens druk over te maken tijdens het spelen, al is het maar voor vijf minuten. We proberen de show echt te maken.

Billy McCarthy: Na onze optredens ga ik uit om mensen te ontmoeten en wat te drinken. Ik wil niet alleen zijn backstage. Op elke plek is het publiek anders en verschilt het hoe bekend we zijn. Ik vergeet soms dat het voor hun echt een avondje uit is met vrienden of familie. Ze kijken me aan op een vreemde manier. Mensen doen anders als je een beetje bekend bent, maar wij schijten ook, vergeten onze moeders te bellen en eten restjes van gisteren. We kunnen er wel om lachen, maar soms wenste ik dat het niet zo was. Toch willen we ook een goede interactie met onze fans houden.

Sanderson: Mijn stiefvader overleed enige tijd geleden tijdens onze Amerikaanse tour. Ik ben er tien dagen uitgestapt. Vervolgens kreeg ik honderden berichtjes via mail en sociale media van mensen die hun steun uitspraken. Dat raakte mij echt in mijn kern. Toen ik weer op tour ging, hieven mensen hun glas op mij en proosten dat ik weer terug was. Dat is een van de mooiste dingen die er is.

WiM: Tot slot, welke muziek heeft jullie geïnspireerd bij het maken van dit album?
McCarthy: In de toerbus hebben we veel muziek van Charles Bradley gedraaid. Ook hebben we tijdens het albumproces veel geluisterd naar Jónsi, de zanger van Sigúr Ros.

Sanderson: Ken je zijn eerste soloplaat Go? Het is een fenomenale plaat. Toen we erachter kwamen dat Peter Katis dat album heeft geproduceerd, wisten we honderd procent zeker dat we met hem wilden samenwerken.