×

Interview

02 mei 2019

Altied waal blauwe lucht: in gesprek met Jack Poels

Geschreven door: Marcel Hartenberg

Label: Modestus Records

“Het is superspannend om te weten wat de buitenwacht ervan vindt. ” Dat was ongeveer het eerste wat Jack Poels zei toen we in gesprek gingen over het nieuwe album Voorwaartsch. Ook als je als band aan je vijfendertigste levensjaar begint, is de presentatie van je nieuwe muziek van betekenis. Voor de band zelf, voor de fans. Hoe die dat beleefden? Net iets minder na het gesprek speelde Rowwen Hèze de sterren van de hemel, op een doordeweekse donderdagmiddag in het Grenswerk in Venlo. Een uitverkocht huis. Er waren fans die het album al gehoord hadden, want al besteld. En er waren er die juist het moment wilden ervaren van de nummers de eerste keer live horen. Jack, Tren, Jack, Theo, Wladimir en Martin, geruggesteund door de BB-horns, de gebroeders Brouns op trombone en saxofoon kwamen, zagen, speelden en overwonnen. Ook de losse en leuke vraagmomenten van Lex Uiting werden door de band overwonnen. Zowel speels als professioneel. Het was een goede middag in Venlo. Genoeg daarover. De setting van het interview lag immers dichter bij de roots van de band, in het eigen America, Rowwen Hèze headquarters, net iets meer dan een week eerder.

WiM: In vergelijking met de laatste twee albums klinkt Voorwaartsch een stuk consistenter en energieker. Hoe zie jij dat?

Om te beginnen is Huub Reinders als producer een andere factor. Tren (van Enckevort, accordeonist van Rowwen Hèze) heeft een aantal albums geproduceerd. Daarvoor Rob van Donselaar en Boudewijn de Groot. Dat is in elk geval al anders.


rh

Wat het nou precies is geweest? Er gebeurde wel wat voor mij toen we bij Modestus Records van Guus Meeuwis tekenden. Dat gaf mij wel inspiratie. Met de albums behorende bij de Pinkpop-voorstelling en bij de film De Hemel Op Aarde was er een thema waar binnen ik had te werken. Ik had vroeger altijd carte blanche in de tijd bij HKM en dat was heel fijn. Toen we in eigen beheer albums gingen uitbrengen, legden we ons zelf strakke deadlines op. Bij Modestus Records werd er alle ruimte gegeven en voor ik het wist had ik twintig liedjes waar we er dertien van kozen. De ruststand waarin ik terecht kwam, dat werkte voor mij wel erg fijn. Het idee dat ik nog op elk moment terug naar de studio kon om iets aan te passen: dat gaf mij heel veel ruimte. Dat was heel anders dan binnen strakke kaders werken. Maar de ruimte werkte. Hoe goed het ook is om te werken met een deadline, dat spoort je immers ook aan tot daden, was het nu heerlijk om het gevoel te hebben bij wijze van spreken uit te kijken over de pampa’s van Argentinië en maar te zien wanneer en waar je de horizon zou zien. Dat heb je natuurlijk altijd ook al met het eerste album. Daar mag je veel tijd aan spenderen. Bij het tweede album is de druk al hoger omdat je het eventuele succes van het debuut moet evenaren. En liefst snel. Het gevoel van die rust dat zo’n eerste album met zich meebrengt, dat had ik nu dus juist ook.

_67a6801-voorkeur-2

WiM: Je zou verwachten dat je als band en artiest in eigen beheer meer rust zou ervaren juist.

Ja, dat klinkt misschien wel raar. Maar wij waren als hele band zeer gedreven en dan steeds bezig met vragen over wat gaan we doen, wat brengen we als single uit, doen we een clip? Dat is al met al meer druk dan we nu ervaren bij Modestus. Ik ervaar dit als louterend. Hier is er meer de vraag: “Misschien doen we wel, misschien juist geen clip”. Wij dachten ook toen we kozen om in eigen beheer te gaan werken, los van labels, dat dat voor ons heel bevrijdend zou werken. Dat ging lang goed, maar dit nu, juist de sturing, het gegeven dat er andere mensen zijn die voor ons de organisatie doen, de lijnen uitzetten, dat geeft veel ruimte en rust. We krijgen niet zozeer gezegd wat te doen, maar de rust en de ruimte om de dingen te doen.

WiM: Guus Meeuwis kwam met een hele entourage naar America. Hoe speelde dat een rol?

Twaalf vrolijke Brabanders in een bus. (Lacht) Guus belde en zei dat hij naar America kwam. Om te praten. We kennen elkaar al lang, hebben samen vaker festivals gedaan, speelden voor het eerst samen in de Efteling, deden slotconcerten samen en speelden ook samen in het PSV-stadion. We hadden ook wel eens liedjes voor hem geschreven, Duizend Kleine Stukjes en Jouw Hand. En samenwerken hadden we dus wel al gedaan. Maar ik wist niet waar hij het over wilde hebben deze keer.  Er kwam een partybus aan met twaalf vrolijke Brabanders en die belandden bij ons in de stamkroeg. Ik ging er naar toe en Guus vroeg of er plannen waren. Ik gaf aan dat we met labels aan het praten waren, maar dat er nog niets concreets was. Er was wel interesse waarop Guus zei: “Niet doen.” Guus gaf toen aan: “Kom bij ons, kom bij Modestus.”Vervolgens hebben we dat met zijn allen besproken en leek dat ons het beste.

WiM: Dat maakt dus wel dat er ook in muzikale zin een klik is. En dat zie ik ook in de klik die er is tussen Jan-Willem Roy en Guus. Niet alleen live maar bijvoorbeeld ook in de samenwerking op een album als Lance the rock opera. Hoe zie jij dat?

Dat is zeker zo. Ook Björn van der Doelen zit nu bij Modestus. En Rob Dekay uit het oosten van het land. Prachtige liedjes, prachtige stem. Zijn smaak staat me wel aan. Dat hebben we altijd wel gedeeld. Dat hoor je niet allemaal terug. Maar als Guus en ik na afloop van een optreden nog samen aan de bar stonden te praten over muziek, hij kent alles. Dat is zeker niet bij iedereen zo. Het hoeft daarbij zeker niet bekend te zijn. Ja, daar heeft hij een bijzonder ontwikkeld talent voor. Dat weet niet iedereen omdat je misschien niet in zijn muziek terug hoort, maar Guus is een fijnproever. Dat wist ik wel van Guus. Dat gaf dus ook een fijn en veilig gevoel bij het kiezen voor Modestus.

WiM: Wat ik heel bijzonder vind, is de manier waarop jullie als band ervoor kiezen om sfeer neer te zetten. Dat doen jullie ook op dit album. Neem nummers als Casa Halleluja, Mien Eige Manier of Elke Ierste Kier Hoe komen die tot stand?

Als ik dat eerste nummer neem, dan begint het voor mij met een regel “Kiek neet nar de reage, mar kiek nao d’n  boag” (Kijk niet naar de regen, maar zie de regenboog). Die tekst heb ik een beetje laten proeven en los van dat ik als reactie kreeg: “Die kan zo op een tegeltje.”, ben ik me gaan afvragen wanneer dat nou echt van toepassing is. Toen ging ik met mijn vrouw op vakantie en realiseerde ik me dat dat bij een vakantie dus wel naar voren kan komen. Het komt ook echt wel voor dat je immers de terugreis soms het mooiste van de vakantie kan vinden. De vakantie kan dan zeker geslaagd zijn. Tegelijk, enerzijds is er het weg zijn, anderzijds is er voor mij bijvoorbeeld het missen van de gitaren, dat komt al snel bij me op. Op een bepaald moment wordt het dan een aubade voor het dorp en voor de provincie, misschien ook een aubade voor de mensen die terug komen van vakantie.
_67a6879

Het is ook de boodschap die ik mezelf wel meegeef. Ik ben niet altijd een vrolijke Frans. Dan houd ik mezelf voor: kijk nou eens om je heen, zie wat er hier is en geniet ervan. Dat eiland, de zon op mijn hoofd, waar we nu zijn. Dat moet ik me dan ook zelf voor de geest halen. En zo ontstaat dan zo’n nummer. Dat is toch een beetje het ambacht. Ik schrijf het nummer met de gitaar, dat heb ik in beeld, ik neem dat op en in dit geval stuurde ik dat  naar de band, naar Modestus, naar het management. Dat zijn dan in totaal zo’n veertien mensen. Vroeger ging ik ermee naar Tren. Die arrangeerde dan de nummers. Hij deed dat altijd. Nu pakte hij dat samen op met Huub Reinders. Voor dit nummer kwam Tren met het idee van een koor. Hij recruteerde mensen uit Sevenum en dat bleek een gouden greep te zijn. Iedereen was er positief over en zo werd het het uiteindelijke nummer. Een gelukzalig moment, zo voelde het.

Elke Ierste Kier en Niks Zonder Ow, daarvan wilden we wel dat ze klein bleven. Dat laatste is een ode aan de muziekjournalist Geert Hendricks, helaas overleden. Geert was geen man van grote woorden. Dat wilden we dus passend houden. Elke Ierste Kier hadden we feitelijk voor Guus geschreven. Dat liedje kwam voor zijn album echter te laat. Toen de nummers werden uitgezocht voor ons album, werd dit er ook bij genoemd. Feitelijk een demo voor Guus. Dat werd dus een terug vertaling naar het Limburgs vanuit het Nederlands.

We wilden met dat nummer wel iets speciaals doen. We hebben eerder al met meerdere zangeressen samen gezongen. Zowel met Mattanja Joy Bradley, Nynke Laverman en Chantal Janzen hebben we nummers samen gedaan. Tren noemde voor dit nummer echter Merel Koman, ook bekend als Blackbird. Ze had nog niet eerder in het dialect gezongen, komt uit Roggel en heeft daarmee een ander dialect dan wij. Sterker, ze zong niet eerder in het dialect. Ze vond het een hele eer om het te mogen doen. Dat vonden we mooi. Toen bleek dat goed bij elkaar te passen. In de studio merk je dat het beste. En dat was een erg fijn moment.

WiM: Hoe weten jullie met jullie muziek mensen altijd zo te raken? Dat is wat er toch met jullie muziek vaak gebeurt. En, dat kan ik uit persoonlijke ervaring aangeven, daarmee overstijgen jullie de grens tussen dialect en ABN.

Dat is een dik vet compliment. Dank je wel. Dat is het fijne van muziek en het is mooi als dat lukt. Voor ons vanuit Limburg zonder connecties bij platenmaatschappijen, was dat wel bijzonder. We begonnen met het maken van carnavalsliedjes, voor wat het waard was en daarmee spraken we wel mensen aan. Ik heb vroeger wel in een hardrockband gezeten, á la Thin Lizzy en AC DC en zo wilde ik het maken. Maar met de carnavalsliedjes spraken we mensen dus aan. Daar ben ik mee doorgegaan. Er komen altijd mensen met persoonlijke verhalen op me af die me wel duidelijk maken hoeveel onze muziek betekent. Of dat nu in een rouwadvertentie is of dat iemand iets naar ons stuurt. Dat levert meteen voor mij een beeld op. Ik ben wel blij dat ik daar deel van mag uitmaken.

WiM: A propos Thin Lizzy, en passant kwamen we elkaar al een keer eerder tegen bij een concert van die band, althans met John Sykes op zang. We spraken elkaar toen echter niet.

Dat was het vervolg op Thin Lizzy, toch? We zijn al die jaren geleden nog met een gezelschap naar Reading getogen en wij wisten niet dat het ging om de afscheidstournee van Thin Lizzy. Toen Phil Lynott in Still In Love With You zong: “Is this the end?” reageerde het Engelse publiek als uit één keel met een ‘Nooooo!” Wij vroegen ons af waarom. Toen hoorden we dat Lizzy stopte. Dat wisten we dus niet. Thin Lizzy was wel mijn bandje. Mooie teksten ook: Don’t Believe A Word, Waiting For An Alibi.

WiM: Als ik je hier zo over hoor praten en je in Mien Eige Manier hoor vertellen over je hoempa hart, hoe vond je dat dan?

Dat komt toch echt door de carnaval. Ik wilde gewoon hardrocker worden. Zo voelde ik me ook. Dat was ik ook. We gingen naar al die bands toe. We luisterden ernaar, dat deden we allemaal. Die eerste van AC DC, die draaiden we snoeihard. En ja, ik ben zelfs gevraagd voor Accept. De manager daarvan woonde in Horst en die vond mijn Engelstalige teksten wel goed. Ik heb dat weggewuifd, onder het mom dat het niet bij me paste, ik had immers ook geen Gibson Flying V gitaar wat er toch echt wel bijhoorde, vond ik. Dat vond ik niet bij me passen, dat kon ik niet. Dat heeft me wel veranderd. Toen kwam er de traditie om met carnaval eigen liedjes te maken, hier gebeurde dat vanuit Horst, liedjes over kleine dingen in het dorp. Ongeacht wat voor band je was. Iedereen deed daar aan mee. Dat maakte niet uit. Dat paste in die tijd en iedereen genoot ervan. Toen kwamen er de Pogues bij, John Cougar Mellencamp. En toen veranderde er iets in ons denken. Niet voor iedereen, ijzeren Thijs (de naamgever van het gelijknamige nummer) is nog steeds hardrocker. Van die muziek kwam zoveel energie, zoveel inspiratie. Dat bracht mij bij mijn hoempa hart. En dat zing ik in dat liedje. Die gitaarversterker waar ik over zing, die heb ik ook gekocht. En het leek wel alsof je daarmee alleen voluit kon spelen. En dat paste niet bij mij. Vandaar ook de gedachte dat een mens het beste past bij de kleren die jou het beste zitten.

WiM: Wat is voor jou essentieel om te schrijven?

Mijn zintuigen staan de hele dag open. Ik lees wat, ik hoor wat. Ergens valt dat samen en komt het tot uiting in een liedje. Voor mij zijn dat mooie momenten als dat allemaal bij elkaar komt, als ik achter mijn computer zit en dat alles vertaalt zich in een liedje. Ik kan ook heel goed niks doen, maar dit werkt bij mij wel zo.

Ik schrijf altijd op mijn eigen plek. Ik kan ook niet zomaar met andere mensen tegelijk schrijven. Die eigen plek, daar waar ik mezelf kan zijn, dat is belangrijk. Al ben ik al vijf keren verhuisd binnen dit dorp, toch werkt het voor mij zo. Mijn eigen plek is waar ik schrijf. Als ik iets zie of hoor, iets bedenk, dan schrijf ik dat op of ik neem het op, maar het is thuis waar ik op mijn best schrijf. Dan kan ik een keer naar buiten lopen, of ik loop weer terug. Dat werkt voor mij het prettigst.

WiM: Je maakt er geen groot gekunstelde teksten van, je doet dat met rake korte beschrijvingen. Dat is knap. Daarmee oog je ook breed waardering. Als ik denk aan wie dat voor mij op een vergelijkbare manier deed, dan is dat Jacques Brel.

Dank je wel. Dat is een groot compliment. Dat zou mijn vrouw moeten horen. Zij is fan van Brel. Jolanda zegt al langer dat ik eens nummers van Brel moet zingen. Dat vind ik echt een groot compliment. Ik schilder ook en heb Brel geschilderd voor de eigenaar van een café in Venlo die ook fan van Brel was. Als ik zo denk aan die documentaire over het leven van Brel, over zijn laatste jaren ook, dan was het ook wel een heel fascinerende man. Je zou zowat naar dat eilandje waar hij de laatste tijd leefde toe willen gaan.

WiM: Als je November neemt (origineel Raglan Road, Luke Kelly) dan is het niet zo moeilijk om je voor te stellen hoe je een nummer van Brel zou uitvoeren. Je blijft daarin wel bij jezelf.

Ik hoop eigenlijk dat dat voor al mijn liedjes geldt. Ik wil graag zo dicht mogelijk bij mezelf blijven. Vanuit die kracht in het leven staan. Dat is niet iets dat vanzelf gaat. Het is een reis die je in je leven maakt voor je zover bent. Ik denk dat Jacques Brel zo’n reis ook wel gemaakt heeft. De tijd van November was een nare tijd in mijn leven. Ik was gescheiden en er gebeurde van alles. Ik heb een regel uit het origineel overgenomen: “It was happiness thrown away.” Ik ben op die plek, in Raglan Road in Dublin geweest. Het is een gegoede buurt van Dublin waar de hoofdpersoon over zingt. Een vrouw die onbereikbaar was, op een afstandje naar kijkend en niets doend met dat gevoel. Dat is happiness thrown away. Dat liedje raakt me. Dat komt bij mij binnen. Het was herkenbaar, het gevoel van weggegooid geluk. En dat werd voor ons uiteindelijk November.

WiM: Mooi hoe je dat deelt, dank je wel. Wat mooi is, is dat ik laatst las dat rijm zo vaak een plek heeft in je nummers. Tegelijk, je hoort dat er niet automatisch in terug. Er zit ruimte in je teksten.

Ik heb een soort thermische beveiliging tegen te voor de hand liggende rijm. Te letterlijke rijm past voor mij ook gewoon niet. Daarbij vind ik het ook steeds minder nodig dat het echt rijmt. Daar zijn best varianten op denkbaar die ook werken. Juist die zijn voor mij de krenten in de pap. Voor mij werkt het als zanger wel beter; het maakt het makkelijker om de teksten te onthouden. Ik schrijf net zo lief overigens in het Nederlands als in het Limburgs. In het Nederlands prikkel ik mijn brein. Dat is toch een extra dimensie. Daarbij: je kunt niet alles in het Limburgs laten rijmen. Of in het Nederlands. Die afwisseling werkt dus wel voor mij.

WiM: Hoe kijk je naar je gave om te schrijven?

Met dankbaarheid. Tren stond deze week in de krant met een interview in de vorm van een brief aan zichzelf als 16-jarige. Een mooi idee. Daarin schreef hij ook: “En let op, straks belt Jack Poels je op een dag op en hoef je nooit meer te werken.” (Lacht). Zo is het wel gebeurd. We zaten zonder accordeonist en ik belde Tren. We vinden allebei niet dat het echt werken is wat we doen. Waar het in het begin inderdaad nog werken was om muziek te schrijven, om liedjes te maken, kijk ik er nu anders naar. Zo voelt het niet. Het kan jaloers makend overkomen dat ik het zo kan. Het is echter niet alleen die kant. Intern moeten we natuurlijk wel van alles met elkaar aangaan: dat is niet meer dan normaal. Maar het proces van het maken van een liedje, het witte uur waarop ik niets moet, waarop ik ook geen andere behoefte heb dan wat ik op dat moment doe, daar ben ik oprecht dankbaar voor.

WiM: Festivals, tenten, theater. Overal zijn jullie thuis. Wel heel verschillend. Neem je dat nog mee als je schrijft?

Nee, het gaat mij echt om het liedje. Hoezeer we ook op festivals terecht komen, je kunt daar niet vooraf voor schrijven. Dat wil ik ook niet. Het is maar helemaal de vraag of dat liedje dat daarvoor bedoeld is dan ook daar aanslaat. Ik ben daar echt in het geheel niet mee bezig. Zoals al gezegd, ik heb de luxe dat ik thuis kan schrijven aan mijn liedjes. Dat is het allerfijnste. Ik focus dan alleen op de tekst.

WiM: Jullie kiezen tegelijk bewust om in het theater te spelen naast het spelen op festivals en in tenten. En dat deden jullie al vroeg.

Loek Sijbers uit Griendtsveen die zei ooit tegen me: “Jack, schrijf een keer een rock opera. Jullie moeten het theater in.” De schrik sloeg me om het hart. Maar hij was een goede regisseur en hij heeft ons echt over de streep getrokken. Dat was voor ons echt wennen en het was spannend. Niet ten onrechte. Of je nou achter dranghekken staat op een festival of in het donker van een theater. Het heeft ons geleerd beter naar elkaar te luisteren. We zijn er beter door gaan spelen. Voor ons is dat muzikaal gezien een heel belangrijke stap geweest. Ook nu met dit album gaan we aan het eind van het jaar het theater in. Dan gaat het om ‘Alleen de liedjes”. We hebben daarvoor weliswaar een nieuw scherm dat we meenemen, maar voor de rest zijn het alleen de liedjes. Extra gimmicks komen er dan niet bij. Dat hebben we wel gedaan met de vorige tour en de tour inzake het toneelstuk over Pinkpop was natuurlijk ook bijzonder. Dat deden we in samenwerking met toneelgroep Maastricht. We zijn er echt wel beter door gaan spelen.

Voor ons was het zeker in het begin maar de vraag of onze liedjes zomaar konden blijven staan. We deden dus ook ons best om van de theatershows het beste te maken. Met goede regie, goede rekwisieten. Dat was voor ons echt wel ook iets waar we de drempel hoog legden.

WiM: Tegelijk, in hoeverre is het ook na al die jaren er live staan spannend voor jullie? Nu eerst clubs en festivals en straks theaters?

Voor mij is dat altijd nog spannend. Het is een soort standaardspanning. Denk maar aan Paaspop in Schijndel komend weekend. Op dagen dat we optreden ben ik gewoon meer gespannen dan op dagen dat dat niet het geval is. Neem onze eerste Pinkpop, toen was de spanning bijna niet te doen. Het kon goed gaan of niet. We waren erg bezig met die vraag en konden dus amper genieten van het moment. Ik hoop dat dat dit jaar anders gaat zijn. Het is fijn als het dit jaar meer de toeristische route is dan het gevoel van de snelweg.

WiM: Je zei al dat het niet altijd over rozen gaat. Toch hebben de nummers over het algemeen positiviteit in zich. Als je nou een liedje schrijft dat donkerder qua karakter is, komen ze dan niet in aanmerking voor Rowwen Hèze? Hoe ga je daar mee om?

Ik houd van Nick Cave, die kan echt heel donkere muziek en teksten maken. Dat is heerlijk om in te zwelgen. Bonnie Prince Billy heeft dat ook. Zo’n donkerheid zit niet in mij. Dat herken ik niet. Ik kan er wel naar luisteren, erin opgaan, maar zo donker? Nee. Als bij mij een liedje donker begint, dan komt er altijd een keerpunt in. Het gaat altijd naar lichter. Neem bijvoorbeeld De Neus Umhoeg. Zeker als een zaal het meezingt of het bijna wel een feestliedje is. Om dat mee te maken, dat is wel bijzonder. Die kentering, als dat gebeurt, dat vind ik mooi. Neem Tom Waits. Die heeft ook nummers die donker zijn en blijven. Ik wil er altijd iets mee doen. Altijd een beetje blauwe lucht toevoegen. Als ik heel snel een donker liedje zou moeten maken, dan zou ik daar altijd meer tijd voor nodig hebben. Dat gaat niet zomaar. Misschien zit dat wel in de genen. Mijn vader en ook de vader van Tren maakten het nodige mee in hun levens en ze bleven positief. Mensen zochten hen op om daar steun uit te halen. Ik vind het fijn om iets te bieden. Niet alleen navelstaarderig te zijn. Alleen alsmaar vrolijk, dat hoeft van mij ook echt niet altijd. Maar, als je kijkt naar Herberg De Troost qua naam, dan zit dat daar ook al in.

WiM: Dank je wel voor je tijd. Dank je wel. Ik ga met een goed gevoel zo meteen naar Maastricht.