×

Recensie

Klassiek

20 februari 2017

Trio Mediaeval & Arve Henriksen

Rímur

Geschreven door: Henning Bolte

Uitgebracht door: ECM

Rímur Trio Mediaeval & Arve Henriksen Klassiek 4.5 Trio Mediaeval & Arve Henriksen – Rímur Written in Music https://writteninmusic.com

Rímur is een verzameling van zeventien gezangen, hymnen, folksongs en improvisaties gebaseerd op oude IJslandse, Noorse en Zweedse bronnen, naar onze huidige manier van waarnemen gebracht door zangeres en violiniste Anna Maria Friman, de twee zangeressen Linn Andrea Fuglseth en Berit Opheim en trompettist extraordinaire Arve Henriksen.

De muziek van dit album is een duidelijk voorbeeld van migratie als onverbrekelijk bestanddeel van ons lokaal bestaan. Het is muziek uit een ver verleden, gekenmerkt door radicaal verschillende levensomstandigheden. Het is muziek uit verre gebieden die met elkaar verbonden zijn door mensen op zoek naar betere levensomstandig heden. Het is muziek die voor een langere periode mondeling doorgegeven werd en uiteindelijk in schriftelijke vorm gedocumenteerd werd in de loop van de vorige eeuw. Het is muziek die herontdekt, gereconstrueerd en van een nieuwe context voorzien in een continu proces van zoeken, eigen maken en opnieuw uitvinden, van zin maken op het kruispunt van een resonerend verleden en huidige ademhaling herleeft.

Uitgangspunt en plaats van inspiratie was de plaats Rivedal in de gemeente Askvoll, nabij de monding van de Dalsfjord naar de Noordelijke Atlantische Oceaan. De Dalsfjord ligt op ongeveer 110 km ten noordwesten van de stad Bergen tussen de Sognefjord en de Nordfjord in. Arve Henriksen groeide niet zo ver van deze plek op, namelijk in Stryn in het gebied van de Nordfjord ongeveer 180 km ten noordoosten van Askvoll. Ingolfur Arnarson uit Rivedal initieerde in de 9e eeuw de kolonisatie van IJsland. IJsland ligt op 1.400 km ten westen van Rivedal in de Noord-Atlantische Oceaan tussen de Faeröer-eilanden en Groenland. Ingolfur Arnarson raakte in 874 in een bloedwraak verstrikt. Nadat hij zijn bezittingen kwijt was geraakt, besloot hij om samen met twee familieleden uit te varen op zoek naar een nieuw eiland dat zich in het midden van de Noord-Atlantische Oceaan zou bevinden. Uiteindelijk stichtte hij Reykjavik, nu de hoofdstad van IJsland. Dit gebeurde dus – zoals gerapporteerd in het middeleeuwse IJslandse manuscript, het Landnámabók – al meer dan duizend jaar geleden.

De Dalsfjord met zijn migratiegeschiedenis was voor de musici de plaats van inspiratie om de oude liederen en het zingen uit noordelijke contreien, waaronder IJsland, de Orkney-eilanden, Noorse en Zweedse regio’s met elkaar te verbinden. Het resultaat is een reeks van middeleeuwse hymnen, IJslandse Tvisöngur en Rima, Folk Songs, Shanties en nieuw uitgevonden stukken in de geest van de oude vormen.

Indrukwekkend vanaf het eerste moment van luisteren is de kracht, rust en concentratie die deze oorspronkelijk monofonische muziek uitstraalt. Sommigen zullen misschien even tijd nodig hebben om erin te komen maar de muziek biedt de luisteraar sterke mogelijkheden de diepere grond van het bestaan die deze muziek raakt aan te voelen. Zoals Anna Friman in haar liner notes opmerkt: “Het is moeilijk voor ons voor te stellen, dat tot heel laat in de Middeleeuwen – in de kerk of elders – weinig geestelijke polyfonie te horen was. Monofonische zang was de rots waarop bijna alle muzikale ervaring baseerde. ”

De opener, de Zweedse “St. Birgitta Hymn “, begint met een lead voice korte tijd later vergezeld door twee backing vocals en, nauwelijks waarneembaar, een soort trompet drone. Dan versmelten de drie vrouwenstemmen tot één stem gecontrasteerd met de opstijgende trompetklank die het voortouw met verfraaiende lijnen neemt. Deze voortdurende subtiele dynamische veranderingen en overgangen, het bijna onmerkbaar gebruik van foregrounding en achtergrond, het subtiele in- en uitzoomen, het spiegelen en distantie creëren zijn een centraal kenmerk van het album. Het roept een sfeer op die vleugels geeft aan de verbeelding van de luisteraar.

In “O Jesu dulcissime”, een van de vier IJslandse Tvisöngur, versmelt Anna Friman’s buigende Hardanger viool met Henriksen’s trompet om vervolgens op luchtige manier te mengen met de twee stemmen van Fuglseth en Opheim. In het verdere verloop vloeien Hardanger viool en trompet het ene moment samen en divergeren ze op een ander moment steeds in dynamische wisselwerking met de stemmen van Fuglseth and Opheim. Zodoende worden de ‘stemmen van ver weg’ door de lucht gedragen. Op het moment van luisteren krijgen ze dan een bijzondere nabijheid en een viscerale kwaliteit. Het zijn steeds ‘ kleine effecten’ met een grote impact op het gepresenteerde luister-landschap. In ‘Morguntjarna’, een andere IJslandse Tvisöngur, functioneert Henriksen’s trompet als schaduw van de stemmen en stijgt slechts op weinige momenten naar de voorgrond. De rijkst georkestreerde Tvisöngur is ” Anda þinn guð mér gef þú vist”. Het begint met de drie vrouwenstemmen waaruit de trompet met een langere jubelende solo voortkomt vergezeld door de murmelende stemmen op de achtergrond – een tijdloze vocale manifestatie.

De meest zuidwestelijke bron is de “St. Magnus Hymn “van de Orkney-archipel liggend voor de noordkust van Schotland. Het werd rond dezelfde tijd dat Ingolfur Arnarson voet op IJsland zette door de Noren (binnengevallen en) gekoloniseerd. Volgens de Orkneyinga Saga werd Orkney 100 jaar later, in 995, door de Noorse koning Olav Tryggvasson gekerstend. Er was dus een eeuwenlange Norse aanwezigheid op de Orkney-eilanden, die het opnemen van deze hymne in de collectie van Rímur aannemelijk maakt. De hymne wordt geïntroduceerd door de trompet en na een tijdje vergezeld door een zich herhalend echo van de drie vrouwenstemmen. Later neemt de lead voice het over en verenigt zich met de andere twee stemmen. De trompet keert kort terug voordat de stemmen afzwakken en zacht zoemend uit het luisterveld verdwijnen. Niet alleen de arrangementen van de vier stemmen zijn hier opmerkelijk. De volgorde en de herhaling van delen van de hymne met een neuriënde afsluiting is zeer geraffineerd. We weten niet hoe ‘het origineel’ klonk, maar hier klinkt het zowel rijk als intuïtief ‘juist’.

Er is veel meer van dit soort fraaie uitwerkingen op het album waardoor het een unieke auditieve reis is. Immers, het is het eerste album van deze combinatie van musici, een combinatie die zich reeds in een andere contexten als gouden keuze heeft bewezen zoals in de reeds langer durende samenwerking met de vooraanstaande Noorse zangeres/kantele speelster Sinikka Langeland, recent gedocumenteerd op het album The Magical Forest. Een andere samenwerking is de recente koppeling van Trio Mediaeval met het trio van de Noorse bassist Mats Eilertsen bestaande uit pianist Harmen Fraanje en drummer Thomas Strønen in het prachtige “Memorabilia”, een opdrachtwerk van het Trondheim Jazz Fest dat vorig jaar in daar in première ging en momenteel tourt. Het allernieuwste is de Saumur + Rímur constellatie. Het Saumur trio van de IJslandse musici Skuli Sverrisson (basgitaar) en Hilmar Jensson (gitaar) samen met Arve Henriksen treft hier Trio Mediaeval met Arve Henriksen als verbindende schakel tussen beide trio’s. En ondertussen heeft het trio ook zijn sporen in de huidige popmuziek achtergelaten: Trio Mediaeval’s vertolking van “just” (uit Song of Songs) werd door de Engelse popgroep The XX in de intro en outro van het stuk “Lips” van hun net verschenen album I See You gesampled.

VIDEO
Trio Mediaeval + Arve Henriksen

VIDEO
Excerpts Memorabilia – Mats Eilertsen Trio + Trio Mediaeval

VIDEO
The XX: “Lips” – new album I See You

VIDEO
Trio Mediaeval – “just” (Song of Songs)



  1. St Birgitta Hymn - Rosa Rorans Bonitatem
  2. O Jesu Dulcissime
  3. Om ödet skulle skicka mig
  4. Morgunstjarna
  5. Rís upp, drottni dýrð
  6. St Magnus Hymn - Nobilis Humilis
  7. Láta gjalla létt og hátt
  8. Brureslått
  9. St Sunniva Hymn - Eterna Christi Munera
  10. Krummi
  11. Anda þinn guð mér gef þú vist
  12. Sulla lulla
  13. Du är den första
  14. Alma Redemptoris Mater
  15. Bíum bíum bambaló
  16. Jag haver ingen kärare
  17. Gammelkjerringvalsen