×

Recensie

Jazz

01 juli 2012

Marcus Miller

Renaissance

Geschreven door: Ron de Joode

Uitgebracht door: Dreyfuss

Renaissance Marcus Miller Jazz 4 Marcus Miller – Renaissance Written in Music https://writteninmusic.com

Er was een tijd dat bassisten de coolste muzikanten uit de band waren. En vooral het koketteren met bassisten die actief waren in de jazzrock en de namedropping van hun namen op bijvoorbeeld schoolpleinen was in die tijd een behoorlijk stoere bezigheid. Want jazzrock was moeilijke muziek en als je dat gepiel begreep, dan had je verstand van muziek. Althans, dat was op een deel van dat schoolplein de overheersende gedachte.

Bastovenaars als Jaco Pastorius en Stanley Clarke waren toen de namen die tot de verbeelding spraken, want een basgitaar moest vooral electrisch versterkt zijn en had geen frets. Maar jazzrock werd steeds meer en meer gezien als technocratische flauwekul, die vooral bedoeld was om egotrippende muzikanten een platform te bezorgen en stierf in de jaren ’80 definitief af en werd het getransformeerd naar de veel minder moeilijke smooth jazz, een veelal akelig soort MacDonald’s muzak. De invloed van de 70’s helden was steeds meer te verwaarlozen en stonden nieuwe snarenplukkers op, zoals Tetsuo Sakurai (van het Japanse Casiopea), de Redding-broertjes, Level 42 baas Mark King en de nog jonge Amerikaan Marcus Miller. Kenmerk van de meeste 80’s bassisten was om zo snel en zo veel mogelijk noten per tijdseenheid bij elkaar te plukken, waarbij Mark King ook nog eens de clown ging uithangen met zijn van Knightrider-achtige knipperlichten voorziene basgitaar. Al met al was het vaak meer vorm dan inhoud. Marcus Miller vormde het meer serieuze deel van de generatie jonge, ultragetalenteerde muzikanten wiens virtuositeit niet synoniem was aan egotripperij en binnen de jazz nieuwe grenzen probeerden te verkennen.

Miller’s start was van zijn bassende generatiegenoten misschien wel de meest spectaculaire: hij was één van de uitverkorenen, die Miles Davis de 80’s mochten inrollen. The Man With The Horn was klaar met zijn zes jaar durende sabbatical, waarin de trompettist even wat zaken op de rij moest zetten en en passant probeerde af te rekenen met een paar verslavingen. Miller greep die kans en was zijn samenwerking met één van de grootste jazzvernieuwers van de 20ste eeuw niet alleen van grote betekenis voor Davis’ laatste muzikale annex levensfase, maar ook voor zijn eigen carrièreverloop. Na zijn eerste muzikale periode bij Miles Davis, dat resulteerde in de studioalbums The Man With The Horn (1981) en Star People (1982) en het live-album We Want Miles (1982), gingen de twee tijdelijk hun eigen weg en startte Miller’s solocarrière in 1982 met Suddenly, een debuutalbum waarop de bassist nog niet precies wist wat hij wilde. Daarnaast speelde hij met David Sanborn en was deed hij bergen sessiewerk om in 1986 terug te keren bij MD en het legendarische album Tutu te maken.

Miller was nog steeds op allerlei albums te vinden en werkte hij gestaag aan zijn loopbaan als solo-artiest, die steeds meer vorm begon te krijgen en verschenen op gezette tijden albums, waarin steeds duidelijker werd welke richting zijn muziek uitging: een toegankelijke mix van jazz, funk en R&B, waarbij zijn metalige, staccato basstijl het middelpunt was. En al sinds de jaren ’80 is die klank ongewijzigd en kent zijn sound twee kampen: mensen die ermee weglopen en mensen die het verafschuwen.

Renaissance is Miller’s 9de studio-album (naast drie live-albums) en is het de opvolger van de vorig jaar verschenen MD-tribute Tutu Revisited, waarop hij nog eens dunnetjes laat horen welke vinger hij ten tijde van het opnemen van het originele album had. Renaissance gaat verder waar Free (2007; later in de USA als Marcus uitgebracht) stopte: puntige fusion, afgewisseld met covers, die door de Millermolen worden gehaald. En ook op Renaissance is er opnieuw zijn overheersende, maar nergens te dominante basspel te horen. Al bij de opener Detroit klinkt de muziek overbekend in de oren: vlammend en knetterend baswerk in deze strakke compositie.

13 tracks telt Renaissance, waarvan enkele opvallende covers. Zoals het van War bekende Slippin’ Into Darkness, waarin in dit 10 minuten uitgesponnen nummer beheerst gesoleerd en geïmproviseerd wordt en vooral de blaaspartijen indruk maken. Ook het van Quincy Jones bekende Setembro bevat extra toegevoegde waarde door Miller’s fretloze basspel in combinatie met vocalen van Ruben Bladés en mondt dit nummer uit in een relaxte, lome zomertune. Ook de eigen composities Jeckyll & Hyde, Gorée en vooral Cee-Tee-Eye blijven hangen en wordt in deze tunes strak gemusiceerd en verzandt het nergens in moeilijkdoenerige egotripperij. Miller kent de valkuilen en trapt er niet in. Voorlaatste track Tightrope (met vocalen van Dr. John) is een zompige New Orleans jam om vervolgens af te sluiten met het van de Jackson 5 bekende I’ll Be There, dat enkel Miller op bas laat horen. En ondanks het hoge knuffel- dan wel tearjerkergehalte van dit nummer, weet de bassist het nummer genoeg personality en body te geven.

Renaissance is – net als zijn voorgangers – opnieuw een degelijk product geworden, waarin Marcus Miller brengt waar hij goed in is. En waar jazzpuristen ook nu weer eerder een na- dan een wedergeboorte in zullen horen.



  1. Detroit
  2. Redemption
  3. February
  4. Slippin' Into Darkness
  5. Setembro (Brazilian Wedding Song)
  6. Jekyll & Hyde
  7. Interlude: Nocturnal Mist
  8. Revelation
  9. Mr. Clean
  10. Gorée (Go-ray)
  11. Cee-Tee-Eye
  12. Tightrope
  13. I'll Be There