×

Nieuws

29 oktober 2012

Joe Harriott, Kingston 1928-Southampton 1973

Geschreven door: Kees Stevens

Joe Harriott is een sleutelfiguur in de Britse improvisatiewereld. Aanleiding tot een schets van zijn levensloop is het verschijnen van Movement, een album van zijn kwintet, dat na bijna vijftig jaar weer verkrijgbaar is. Vocalion heeft het album samen met High Spirits als dubbel-cd uitgebracht. Voor het eerst in stereo op basis van de mastertapes. Harriott nam de elpee Movement in 1963 op voor het label Columbia. De plaat bevatte vier free form-stukken en vijf die op de bop teruggrepen. Het lijkt een breuk met de twee daaraan voorafgaande albums: Free Form en Abstract, respectievelijk uit 1960 en 1961/62. Die albums zijn in 1998 door Redial heruitgebracht, Free Form negen jaar later nog eens op Gott Discs. Overigens geeft die tweedeling beter de concertpraktijk in die tijd weer. Het kwintet placht tijdens concerten een uur conventionele en een uur experimentele muziek te spelen.

Muzikale vorming in Kingston

Joe Harriott werd op 15 juli 1928 in Kingston, Jamaica geboren. Zijn muzikale loopbaan begon op de Alpha Boy School, een weeshuis en school, waar hij als tienjarige jongen na de dood van zijn moeder werd ondergebracht. Jamaica kende in die tijd geen muziekscholen, maar de Alpha Boy School had een rijke muzikale traditie. De grondleggers van de Ska, Tommy McCook en Don Drummond, telde Alpha onder zijn leerlingen.

Harriott speelde klarinet, toetsen en gitaar. Later ging hij over op tenor en bariton, maar uiteindelijk legde hij zich volledig toe op de altsaxofoon. De leerlingen van het schoolorkest bekwaamden zich in muziektheorie, compositieleer en arrangementen aan de hand van klassieke swingmusici als Lionel Hampton en Bennie Goodman. In 1950 trad Harriott op aanbeveling van zuster Ignatius, de directrice van Alpha, toe tot het orkest van Sonny Bradshaw. Hier kwam hij in aanraking met bebop.

De eerste jaren in Londen

Toen Harriott in 1952 met de Ossie Da Costa Band in Londen arriveerde, was hij een volleerd altsaxofonist, beïnvloed door Charlie Parker, maar met een onmiskenbaar eigen geluid. Voorbeelden daarvan zijn opnamen halverwege de jaren vijftig, die pianist William Haig-Joyce (Bill Haig) na clubsessies ‘s nacht bij hem thuis met Harriott maakte. (Joe Harriot Genius, Jazz Academy Records JAZA 6). Hoe het er op die clubsessies eraan toe ging, laten opnamen uit 1957 in de Flamingoclub te Londen horen. (Tony Kinsey Quintet ‘Jazz at the Flamingo’ Session, Vocalion CDLK 4213)

Die bopperiode is ook uitvoerig gedocumenteerd: Joe Harriott Killer Joe! Birth Of A Legend, Giant Steps Recordings GSCR020, een dubbel-cd waarop een keur aan vroege EP’tjes is samengebracht, onder andere kwartetten met slagwerker Phil Seaman. Killer Joe maakt in zijn geheel deel uit van de Proper Box 160, The Joe Harriott Story.

Een eigen groep

Begin 1958 achtte Harriott de tijd rijp om een eigen kwintet te beginnen. Daarvan moest hoe dan ook slagwerker Phil Seaman deel van uitmaken. Seaman kon de moeilijkste stukken moeiteloos van papier spelen en was een van de meest gevraagde musici Engeland. Het duurde daarom wel even voordat Harriott zijn ideale bezetting bij elkaar had. Trompettist/ bugelbespeler Shake Keane en bassist Cooleridge Goode kwamen ook van Jamaica. Pianist Pat Smythe was oorspronkelijk advocaat. Aanvankelijk speelde het kwintet hardbopstukken. ‘Moanin’, dat afkomstig is van een concert uit Manchester van januari 1961, is daar een voorbeeld van. Trompettist Les Condon viel voor Keane in. Op datzelfde concert waren ook twee free formstukken met een toelichting van Harriott te horen: Coda en Tempo. Uit de toelichting valt op te maken dat dit een van de eerste keren was dat hij met dit concept naar buiten trad. Alle drie de stukken staan op Joe Harriott Genius.

Harriotts vrije concept

Free Form verscheen in 1961 en daarop bleek de muziek een radicale wending genomen te hebben. De musici hebben zich van de dwingende bopschema’s losgemaakt. De muziek is tonaal vrij. De thema’s hebben hebben nog wel een tonaal uitgangspunt, maar de ontwikkeling in de solo’s en de collectieve improvisaties zijn onvoorspelbaar. Calypso roept herinneringen op aan de dansende vitaliteit van de Caraïben.

De tweede plaat, Abstract, laat horen dat de muziek zich nog verder ontwikkeld heeft. Balladen als Modal en Pictures doen het zonder gecomponeerde thema’s. Tonal met zijn middentempo en zijn catchy ritmes swingt bij het leven. De muziek klinkt expressief en door de buigingen krijgt zij een expressief karakter. Harriott vergeleek zijn muziek met abstracte schilderkunst. Het gaat in zijn muziek over klanken, kleuren, structuren en stemmingen. Zijn kortste antwoord op de vraag waarover zijn muziek ging, luidde: “Go mad – in a quiet way.”

Abstract kreeg in het Amerikaanse blad Downbeat vijf sterren, nog nooit vertoond voor een Britse groep. De Amerikaanse waardering betekende niet dat Harriotts vrije concept in Engeland omarmd werd. Zoals al gezegd, moest hij op zijn concerten zowel hardbopstukken, als vrije stukken spelen. Hij kon geen platen meer maken die uitsluitend aan zijn nieuwe concept gewijd waren. In wezen blijkt Movement de laatste plaat te zijn waarop nog stukken van zijn hand staan, zowel vrije, als op de hardbop geënte.

Movement

De vrije stukken op Movement bewijzen nog eens ten overvloede wat een vruchtbaar concept Harriott ontwikkeld had. Hoewel het titelstuk geen vast ritme heeft, ontstaat er een voelbare puls, doordat de musici dan weer op elkaar reageren, dan weer met elkaar meegaan. In het fluisterzacht geopende Spaces schemeren hymneachtige passages door, terwijl de felle opening in Beams het karakter van het stuk aankondigt. De muziek is een collectieve aangelegenheid, geen individueel losgaan in eindeloze solo’s, wel laten de musici een eigen geluid horen.

Er staan twee stukken op van de hand van pianist Michael Garrick, een vrij: Face in the Crowd, en een bopstuk Blues on Blues. Garrick schreef de opening van dat stuk duidelijk met het geluid van Keane in zijn hoofd. Garrick heeft begin jaren zestig veel met Harriott en Keane samengewerkt, met name in zijn Jazz & Poetry-programma’s.

Het in september 1964 opgenomen High Spirits is meer een album van Pat Smythe te noemen dan van Harriott. Hugh Martin en Timothy Gray hebben alle thema’s geschreven. Het is een musical, gebaseerd op Noël Cowards Blithe Spirit, een huwelijkscomedie, een ware hit. Smythe had de taak op zich genomen de score te bestuderen. Hij schreef de arrangementen en koos voor dezelfde tempo’s als in het origineel. Alleen bij het laatste stuk, Somethings Tells Me, heeft hij voor een sneller tempo gekozen, omdat hij vond dat dat beter paste. Op concerten werd dit het meest gevraagde stuk. Na de opname verliet Keane het kwintet om een beter betalende baan bij het orkest van Kurt Edelhagen aan te nemen. Harriott heeft nooit meer een trompettist gevonden met wie hij zich muzikaal zo verwant voelde.

Jazz & Poetry

Begin jaren zestig waren Harriott, Keane en Goode tot het kwintet van pianist Michael Garrick toegetreden. De slagwerker was Colin Barnes. Garrick werd al vroeg door jazzmuziek aangetrokken. Nog voor hij wist wat het was, wilde hij die muziek al maken. Hij heeft geen muziek aan de universiteit gestudeerd; wel haalde hij een graad in de Engelse literatuur aan het University College in Londen. Dat verklaart zijn belangstelling voor poëzie.

Bij zijn Jazz & Poetry-programma’s werkte Garrick samen met de dichter Jeremy Robson. Hun programma’s leverden veel werk op. De optredens bestonden uit instrumentale stukken, afgewisseld met het voorlezen van gedichten, al dan niet met muzikale begeleiding. Een dubbel-cd op Vocalion (2CDSML 8416) Poetry and Jazz in Concert met een keur van dichters, onder wie Robson, geeft goed inzicht in de gang van zaken. Garrick heeft over zijn eigen stukken gezegd dat hij slechts wat noten neerkrabbelde zonder aanwijzing voor dynamiek of expressie. De musici maakten het stuk en Harriott en Keane deden dat met verve. Na het vertrek naar Duitsland van Keane werd Ian Carr de trompettist. Harriott speelde niet graag met Carr en dat leidde in de tweede helft van de jaren zestig tot een breuk met Garrick.

Het Indo-Jazz Fusion Project

Harriott had voor de breuk met Garrick al contact met John Mayer, een Indiase componist. Mayer was violist in het Royal Philharmonic Orchestra. Die baan stelde hem in staat om aan het eerste Indo-Jazz Fusion-project te werken en stukken voor een dubbelkwintet te schrijven. De eerste plaat uit oktober 1965, Indo-Jazz Suite (Koch Jazz KOC CD 8512), liet een groep horen die voor het eerst met de muziek van Mayer, gebaseerd op Indiase bronnen, in aanraking kwam. De Indiase musici en de jazzmusici bleven verschillende eenheden.

De twee volgende platen, Indo-Jazz Fusions I & II (Redial 538-048-2), kwamen tot stand, nadat de groep door repetities en concerten een reguliere band was geworden. De meeste composities schreef Mayer zelf, maar Acka Raga op Fusions I staat ook op naam van Harriott. Subject baseerde hij op de gelijknamige compositie van Harriott, die hij met raga’s als een beurtzang heeft uitgewerkt. In Mishra Blues op Fusions II heeft hij een idee van Smythe uitgewerkt. Het raga-gedeelte is uit de basisakkoorden van de blues opgebouwd. Het meest ambitieuze stuk is Partita, een driedelige suite op Fusions I. In het eerste deel maakt Mayer gebruik van wat hij noemt “thematische fragmenten”. Deze zijn volledig gecomponeerd, maar dienen wel als uitgangspunt voor solo’s van Harriott, Keane en Smythe. In het tweede deel luidt de tabla de vioolsolo van Mayer in. De thematische fragmenten komen in het derde deel terug en leiden onder meer tot een collectieve improvisatie van Harriott, Keane en Smythe.

Het einde

De samenwerking tussen Mayer en Harriott was een succes lang voordat de term “wereldmuziek” een begrip was. Hoe goed Harriotts bijdrage ook is, is het nauwelijks representatief te noemen voor zijn artistieke hoogtepunten Free Form, Abstract en deels Movement. Dat vrije concept had hij verder willen uitwerken. Dat is er niet van gekomen. De laatste jaren van zijn leven moest hij op de schnabbeltoer. 2 januari 1973 overleed hij aan kanker in een hospitaal in Southampton.