×

Interview

30 mei 2014

Persoonlijk en diepgaand interview met Eno & Hyde

Geschreven door: WiM Redactie

Label: Warp

Interviewer: Michael Engelbrecht
Vertaald door: Nausikaä de Blaauw voor Vertaalbureau de Blaauw

Op een zonnige morgen in april stapte ik de studio van Brian Eno binnen, in het westen van Londen. Hij was net bezig een idee uit te werken (een speciaal geluid? een ritme? een melodielijn?). Ik bleef even stil, zodat hij snel een ‘mental note’ kon maken. – Je ziet er een beetje Marokkaans uit, zei ik vervolgens. Ik heb Brian Eno nog nooit met een witte baard gezien. Hij was een tijd geleden daadwerkelijk in de Marokkaanse heuvels geweest. Ik wist echter niet dat hij daar een hoed had gekocht – in dat land dat ooit het paradijs voor hippies was, maar uiteindelijk voor te veel jonge mensen in een hel veranderde.

Ik ken Brian sinds 1989. Als ik in Londen ben, ontmoeten we elkaar vaak even, tussen de bedrijven door. Dit keer zouden Brian en Karl twee dagen later een “concert for one” verzorgen, en ik had het geluk die “one” te zijn. Toen ik de studio weer verliet, met een exemplaar van Someday World, zag ik Brian een pulserend elektronisch ritme in beweging zetten. Het is altijd leuk om een glimp op te kunnen vangen van wat er nog zou kunnen gaan komen. Ik hoop dat het hem is gelukt om – zonder moeite – verder te gaan met het idee dat hij aan het uitwerken was in zijn hoofd – met andere woorden: de totaal andere wereld waar hij zich slechts minuten geleden nog in bevond!

Brian Eno met hoed

Op 28 februari schreef Karl Hyde drie zinnen uit en gaf ze de titel In a Tropical Cocoon:

“Old man wheeled in a chair through the Aroma of exotic streets wearing a distant expression. The stories he has written slip away, will be forgotten. They lie behind him in a trail of ghost memories, in the market on Pagoda street.”

Is dit een toevallige observatie, wellicht een ‘dream sequence’? Wie weet. Karl Hyde heeft de neiging zich te verliezen in speciale momenten en decors van het moderne leven. Hij is volledig gefocust op dingen die anders misschien verdwijnen, voordat je ze überhaupt hebt waargenomen. Samen met Brian Eno creëert hij op Someday World verontrustende, prachtige nummers waar een gevoel van verwondering en woestenij uit spreekt. Brian (die net als hij gek is op notitieboekjes en dagboeken) weet perfect hoe hij oude, geijkte paden achter zich kan laten. Er is een sterke behoefte om te verdwalen aanwezig. Bij beiden. Ergens tussen de vervaagde grenzen van het oude Engeland en een andere, blauwe wereld,

“The satellites sing songs / The days run into one / I need the sound of cars / To drown the quiet sun”.

Michael Engelbrecht: Op één van je zogenaamde ‘song albums’ uit de jaren zeventig horen we het woord “world”, “Another Green World” terug, een album dat bol staat van exotische, muzikale landschappen. Another Day On Earth uit 2005 suggereerde een terugkeer naar het echte leven op deze planeet en je nieuwe samenwerking met Karl Hyde, op Someday World, lijkt wederom te gaan over existentiële zaken. Ik heb net even gekeken naar de albumhoes: een vreemde, beetje psychedelische afbeelding.

Brian Eno: Ik denk dat het een optimistische keuze is geweest. Het geeft het beeld van een wereld die misschien uiteindelijk toch best oké is. Tot ieders verbazing, zou het best een goede wereld kunnen zijn. Het kan nog steeds. Eigenlijk hadden we een compleet andere stemming toen we begonnen met dit album. Uiteindelijk kwamen we uit op een veel positievere toon, veel vrolijker, dan waarmee we waren begonnen. Het is nou ook weer niet zo dat we in zak en as zaten toen we begonnen met schrijven, maar er was wel sprake van een wat bozige energie vanaf het moment dat we samen gingen werken. Maar, omdat we zo veel plezier hadden tijdens het schrijfproces, kreeg het album uiteindelijk heel veel van dat plezier mee.

Michael: … toch is er op veel momenten een duidelijke, donkere ondertoon te ontdekken op het album, in de teksten bijvoorbeeld.

Brian: Een van de dingen waar ik uiteindelijk erg tevreden over ben, is dat er twee verschillende soorten emoties met elkaar zijn vermengd. En deze emoties kunnen ook nog eens prima naast elkaar bestaan. Ik houd ervan als dingen die ik bedenk en voel emotioneel gecompliceerd in elkaar zitten. Ik houd niet zo van emotioneel eenvoudige kunst (lacht).

Michael: Als je boosheid en wanhoop combineert met euforie, noemen ze dat in de klinische psychologie “hysterisch”. Maar op het album hebben alle nummers een tweede en soms zelfs een derde laag. Ze lijken levendig en gezond te zijn, ondanks het feit dat er min of meer verborgen schaduwen zijn te ontdekken, vol verwarring en verdriet.

Brian Eno springt in het water

Brian: Ja, dat klopt inderdaad. Je vroeg me over de albumhoes. Dat is ook precies de afbeelding op de hoes. Het is een afbeelding met daarop een stukje spoorweg, heel industrieel en eigenlijk helemaal niet aantrekkelijk om naar te kijken. Het ziet eruit als een droombeeld van een plek waar je niet zou willen leven. Maar door daarachter een soort van onechte wereld te maken, suggereert de afbeelding opeens dat het een utopie is. En ik denk dat er in het nummer A Man Wakes Up exact hetzelfde gebeurt: de man realiseert zich opeens dat hij heel gelukkig is, zeer voldaan. Ik ervaar dat gevoel zelf soms ook als ik aan vroeger denk. Dan denk ik, ah, dat waren nog eens mooie tijden, toen was ik echt gelukkig… Als ik echter in mijn dagboeken of notities kijk, valt me op dat ik altijd loop te klagen (lacht). Dus, die momenten waarop ik eigenlijk heel gelukkig was, dacht ik dat de zaken er niet zo goed voor stonden, snap je? Ik beleefde die tijd als een moeilijke periode, terwijl ik het, als ik erop terugkijk, ervaar als een geweldige periode in mijn leven. Eigenlijk zijn alle periodes heel goed geweest…

Michael: Gemiste kansen lijken een terugkerend thema te vormen op Someday World. Dit hoor je bijvoorbeeld terug in het nummer Witness. We horen daarin jachtige zanglijnen:

“Did you ever lose your faith for a day / Seeing everything slip away? / Did you ever take a bribe? / Or a ride, a ride, a ride along a road / You’d taken all your life / Only to find it didn’t go to the place you thought it would arrive.”

Afgezien van deze tekst lijkt het nummer op een liefdesliedje over een persoon die in de vroege uurtjes erg wordt gemist …

Brian: Ik denk niet dat het gaat over een romantische relatie, zo is het tenminste niet bedoeld. Het zou daar natuurlijk over kunnen gaan. Het gaat wel over een relatie. Of dat nu een relatie tussen vrienden of geliefden is, dat is niet duidelijk. Dat komt niet echt naar voren in het nummer en ik denk ook niet dat het de bedoeling is dat het nummer dit duidelijk maakt. Wat zo interessant is aan dit nummer, is dat er een gevoel van verlangen uit spreekt … iemand verlangt zo hevig naar iets dat hij of zij blind is voor het feit dat het er eigenlijk al is (lacht). Misschien is dat ongeveer het gevoel dat ik eruit haal.

Michael: Karl en jij hebben allebei teksten geschreven, soms samen. Toch komen bepaalde motieven wel vaker voor of terug in de negen nummers. Sterren en auto’s met name. Daddy’s Car heeft een dromerige avondsfeer; spelende kinderen; de snelheid van een auto op de snelweg, afgetekend tegen tegen de enorme snelheid van de poolster. Hebben jullie bewust voor bepaalde leidmotieven gekozen?

Brian: (lacht) Cars and stars, dat zou ook een mooie titel zijn geweest. Maar, nee, het valt me nu pas op, nu jij het zegt. Het is wel zeker een onderwerp van Karl. Het zijn dingen waar hij graag over schrijft. Normale, alledaagse dingen, over mensen die je hoort praten als je in de bus zit. Een heleboel van de teksten heeft hij geschreven op basis van de gesprekken tussen mensen die hij kon beluisteren in de bus, of in een winkelcentrum. Hij schrijft dan op wat zij zeggen. Hij heeft er boeken mee vol geschreven. Karl haalt er zinnen, woorden uit, en puzzelt die bij elkaar. Soms voeg ik dan wat tussen, of schrijf er stukken bij.

Karl Hyde

Michael: Die kijk op deze gewone dingen is behoorlijk surrealistisch soms, zoals in het nummer Mother of a Dog. De eerste zin luidt:

“I was raised by the son of a mother of a dog”.

(Ik zwaai naar Karl die naar iets luistert met zijn koptelefoon op zijn hoofd. Ik herhaal mijn opmerking en de eerste zin van het nummer.) Is dat een fragment uit een droom?

Karl Hyde: Ik ben opgevoed door de zoon van een teef.

(Er volgt een stilte)

Michael: Ohh. Maar dit was niet autobiografisch bedoeld?

Karl: Niet echt. Hoe beter je op de juiste woorden kunt komen, hoe meer je manieren ontdekt om hetzelfde beeld te schetsen. Ik wil niet hetzelfde beeld schetsen met dezelfde woorden. Eigenlijk ben ik helemaal niet geïnteresseerd in het schrijven van een tekst die lelijk is om het lelijk zijn. Er is een manier waarop je iets moois kunt maken van dingen die een intrinsiek lelijke waarde hebben. De wortels kunnen misschien zeer agressief zijn, maar je kunt er toch altijd iets moois in terug vinden.

Michael: Dit nummer is hier echt een goed voorbeeld van. In de intro hoor ik – voor het eerst in mijn leven op een LP met de naam “Eno” op de hoes – een korte bijdrage op harmonica, zoals je vaak hoort in oude bluesnummers, en vervolgens allerlei muzikale landschappen – zoals jeugd- en tienerherinneringen. En net wanneer je het idee krijgt dat er een einde aan komt, met de fluwelen zang van Karl die op een of andere manier alle hardheid doet verdwijnen, word je als luisteraar verrast door een prachtige, lange instrumentale passage.

Brian: Eigenlijk vormt dat een overgang naar een andere wereld. Dat is kenmerkend voor een groot aantal van deze nummers: je bent terug op aarde en in balans. Je doet niet alsof je ergens anders bent, maar tegelijkertijd bevind je je mentaal op een ander, transcendent, niveau, en je probeert op het zelfde moment in beide te zijn. Daar draait het bij alle spirituele en religieuze stromingen om, het idee dat je in evenwicht, in balans bent, zonder dat je je gevangen voelt door de wereld.

Michael: Het laatste nummer van het album, To Us All, is heel donker van aard en dat hoor je terug in de tekst: het zou kunnen zijn geschreven door een ‘soulmate’ van Samuel Beckett. Er zitten zinnen in als

“From the blood that we just we couldn’t spill / From the ones that we just couldn’t kill / We spin a world in a dizzying fall / To see the things that will happen to us all.”

Maar de klanken en melodie zijn ongelofelijk warm, als een deken. Het nummer is als een slaapliedje dat wordt gezongen als de wereld tot een einde komt, of, voor onze oneindig getelde dagen.

Brian Eno en Karl Hyde

Brian: Dit was eigenlijk in eerste instantie een veel langer nummer. Er waren vier extra coupletten en die heb ik er allemaal uitgehaald. Alleen dat stukje is overgebleven. De andere vier coupletten vond ik een te duidelijk beeld schetsen. Alle details werden uit de doeken gedaan, er was geen ruimte voor je eigen fantasie, en dat maakte het een stuk minder goed. Daarom heb ik er heel wat uitgehaald en bleef alleen het hoogtepunt over. Het nummer werkte eerst dus eigenlijk toe naar de twee coupletten die er nu nog inzitten. Als een soort climax, maar toen dacht ik: die opbouw moet eruit, ik wil alleen het hoogtepunt overhouden. Ik heb eigenlijk nog nooit een nummer in die vorm gemaakt, hoewel het enigszins lijkt op een nummer van mijn allereerste album On Some Faraway Beach. Daarop staat ook een nummer dat toewerkt naar een climax en er zijn drie korte versies die als drie kleine eilandjes binnen het nummer zelf drijven.

Michael: Ja, ik moest soms denken aan jouw eerste ‘song album’ Here Come The Warm Jets bij het beluisteren van Someday World, vanwege die uitbundige energie, de plotselinge stemmingswisselingen en de sfeer. Meestal zoek je naar een afsluitend albumnummer dat een bevrijdende functie heeft. Denk maar eens aan de pure melancholie die uit het laatste nummer spreekt, de titelsong van Taking Tiger Mountain (by Strategy), een heftige droefheid die een beetje in balans wordt gebracht door een melodie die voor eeuwig zou kunnen voortduren …

Brian: Als componisten steken we heel veel tijd in de structuur van de nummers. Hoe kun je dingen maken die ongewone en afwijkende structuren hebben, in plaats van “hier komt het couplet, hier komt het refrein, daarna nog een couplet, een refrein en een extra stukje, een ‘middle eight’ of een instrumentaal stuk”? We dachten gewoon: laten we in grote lijnen beginnen met ongebruikelijke structuren en dan zien wat er gebeurt. Ik had steeds de volgende zinsnede in mijn hoofd: ‘cities on hills’, omdat veel van mijn favoriete steden tegen heuvels aan zijn gebouwd. De huizen en gebouwen hebben zichzelf rondom deze gecompliceerde geologie moeten vormen. Dan ontstaan er prachtige, interessante gebouwen. We besloten daarom te beginnen met een heuvelachtig canvas, in plaats van een vlak oppervlak. We hebben toen bedacht dat dit de structuur zou gaan vormen voor de nummers. We wisten niet wat voor nummers het zouden worden, maar hebben wel direct de structuur bepaald. We gooiden een dobbelsteen op tafel, of op iets anders, om zo ergens terecht te kunnen komen waar we ons iets meer verloren zouden voelen.

Michael: Jullie stemmen passen trouwens in allerlei opzichten heel goed bij elkaar. Op een van de nummers, Who Rings The Bell, zingt Karl op zo’n gevoelige manier dat het me een beetje doet denken aan de zang van Morrissey, op het punt van verdwijning, op het eerste album van The Smiths. Eigenlijk het enige album van hen dat ik echt goed vind. Met jullie stemmen bestrijken jullie een ontzettend breed palet…

Brian: Onze stemmen gaan heel goed samen. Dat is puur toeval. We hebben totaal verschillende spreekstemmen, maar als we zingen komen onze stemmen heel dicht bij elkaar. Op een aantal van de nummers, bijvoorbeeld Witness, zingen we gedurende het hele nummer gelijktijdig, en ik zing slechts één noot. Hij meandert door de melodie en ik houd die ene noot de hele tijd aan. Ik denk dat dat ook een uniek effect heeft: het klinkt alsof mijn stem de schaduw van zijn stem is. Alsof zijn stem een schaduw werpt. Ik heb dat nog nooit eerder gehoord, alleen bij onze grote helden, The Everly Brothers. We zijn gek op de manier waarop die twee stemmen samenkomen: als je een nummer van The Everly Brothers probeert te zingen, merk je vaak dat je onbewust wisselt tussen de verschillende zanglijnen, en soms een stukje van Don zingt en dan weer een stukje van Phil. Er is namelijk niet echt een eerste of tweede stem. Ze zijn beiden even interessant.

Aantekening Everly Brothers

Michael: Er zit een rauwe energie in, niet alleen in de donkere uithoeken van de nummers!

Brian: Het was echt heel spannend, het zanggedeelte, omdat ik zoals je weet al tijden geen zang meer heb opgenomen. Ik ben wel gek op zingen, trouwens. Ik zit in een muziekgroep die eens per week bij elkaar komt. Dan zingen we meer dan drie uur. Dat is denk ik hoe ik ermee bezig blijf. Als ik niet in die groep zou zitten, zou ik waarschijnlijk veel vaker op albums zingen (lacht).

Michael: Nou, stop dan meteen met dat a-capalla-gedoe! In het voorlaatste nummer, When I Built This World, is jouw stem de stem van een kwade god die slechte bedoelingen, schuld en zonden de wereld in brengt. Door je stem zwaar te bewerken, bouw je voort op dat “stemmentheater” waar we het over hadden toen je vorige ‘song album’, Another Day On Earth, werd uitgebracht. En toen klonk de muziek ontzettend energiek in de lange, instrumentale tweede helft …

Brian: Ik moet je eigenlijk de oorspronkelijke naam van dit project vertellen. Ik begon heel lang geleden al aan sommige van deze stukken en pas toen ik ging samenwerken met Karl realiseerde ik me dat er een manier was om ze af te maken – het waren stukken muziek die op de plank lagen; ze hadden een bepaald punt bereikt en ik wist niet goed hoe ik ze moest afmaken. Het was mijn idee om muziek te maken waarbij je het gevoel kreeg dat Fela Kuti en Steve Reich samen waren gekomen. Iets dat ergens tussen hen in zou staan, met andere invloeden natuurlijk, maar dat was het moment waarop het ritmisch gezien de complexiteit had van Fela Kuti, maar de volharding van Steve Reich, en het weigeren te stoppen. Eigenlijk is dat, waar we nu aan werken, veel meer in die richting. Op Someday World veranderden de stukken eigenlijk heel onverwacht in nummers. Daarom is dit album toch niet het einde van het “Reikuti”-project. Reikuti, zo noemde ik het in gedachten en in dat nummer was het laatste deel de plek waar we besloten dat we dat wilden proberen te doen. Ik zei dat we in ieder geval een klein stuk te pakken hadden waarmee we doen wat we oorspronkelijk van plan waren te doen.

Someday World - instrumenten

Michael: Als je een flink aantal gesprekken met allerlei mensen had, waren er twee woorden die steeds terugkwamen: “parfum” en “kapsel”. Tegenwoordig is het belangrijkste woord “overgave”, hoewel dit concept terug grijpt naar de vroege jaren van de ambient muziek in de jaren zeventig. Kunstenaars en muzikanten reageerden hier enigszins aarzelend op. Misschien dat bands als Duran Duran of Depeche Mode het over kapsels en parfum hadden, maar snapten ze niet waar het over ging. Tegenwoordig herkennen artiesten zich in de ideeën achter het woord “overgave”. Tot mijn grote vreugde zing jij ook op de nieuwe albums van Damon Albarn en Owen Pallett. Beide albums lijken iets te hebben met “overgave”. De plaat van Owen gaat over verslaving in al zijn vormen en hij neemt zelfs het woord “shit” in zijn mond (hier moet ik om lachen). En Damon Albarn heeft een redelijk rustig album afgeleverd …

Brian: Een groot deel van Damons album is behoorlijk bedachtzaam. Het is niet melancholisch, berouwvol, of: “Oh, dat waren nog eens mooie tijden”. Het is meer alsof je het leven overdenkt en tot de conclusie komt: “Oh ja, ik vraag me af wat ik toen eigenlijk allemaal aan het doen was, juist, ja …”, omdat je leven een verhaal is dat je jezelf steeds opnieuw vertelt en plotseling realiseer je je dat het verhaal eigenlijk helemaal niet zo ging. Zoals ik al zei, als ik door mijn oude notitieboeken blader, en zelfs als ik naar mijn vroegere werk luister, denk ik: wie was die persoon die dat heeft gemaakt? Als je geen manier hebt om terug te kijken, krijgt je leven al snel een soort van voortdurende identiteit. Maar als je een manier tot je beschikking hebt om dat na te gaan, zal je zien dat dat niet waar is. Je verandert continu, zeker weten, en weet je, als ik geen dagboek bij zou houden of notities zou maken of opnames, dan zou ik waarschijnlijk een heel aannemelijk levensverhaal bij elkaar gepuzzeld hebben. Maar ik heb al die bewijsstukken die aantonen dat het toen allemaal onduidelijk was, dat ik echt niet wist wat er allemaal gaande was.

Michael: Jouw zang is ook te horen op Heavy Seas of Love, het laatste nummer van het album.

Brian: Damon vroeg mij of ik hem wilde helpen, en met name met het laatste nummer op het album. Hij had alleen het middenstuk geschreven (Eno zingt “Heavy ways of love”) en zei dat hij nog een deel wilde toevoegen. Dus schreef ik iets dat daar volledig los van stond. Het past niet in de ‘flow’ van het nummer, het is een bewuste verandering van de sfeer zoals je dat wel eens aantreft in een film, maar bijna nooit in muziekstukken. In een film is het volledig geaccepteerd om plotseling van locatie te wijzigen, maar in muziek doe je dat niet zo vaak.

Brian Eno Karl Hyde

Michael: Oké, nu verander ik de locatie – andere tijd, andere plaats. Iets persoonlijks. Een aantal maanden geleden heb ik een vrouw ontmoet. Na dertig jaar zag ik haar weer het podium opkomen met haar oude band. Toen hun plaat uitkwam, stonden veel mensen versteld van de vreemde naaktheid van hun muziek. Een goedkope ritmebox, een schaarse bijdrage van de gitaar en bas, een oud, eenvoudig orgeltje – en die stem van een vrouw, die klonk alsof ze deuntjes zou kunnen zingen bij een bushalte. Een dromerige sfeer. Ik heb altijd gedacht dat jij hun album te gek zou vinden. En Alison Statton beschouwde zichzelf niet als een zangeres, dat vertelde ze mij, maar als een vocalist. Ze vertelde me trouwens ook dat toen hun enige album werd geproduceerd, ze ‘s ochtends vaak luisterden naar Another Green World. En ‘s avonds ook … Die muziek hield hen gezelschap.

Brian: Oohh.

Michael: Het is Colossal Youth, van The Young Marble Giants.

Brian: Goh, ik heb nog nooit van ze gehoord!

(Er volgt weer een korte stilte)

Michael: Nee, dat geloof ik niet… Echt niet?! Dit was een plaat waar ik mijzelf in kon verliezen, zoals in… in Discreet Music. Hij kwam uit in 1981 en wordt tegenwoordig gezien als een klassieker. Ik denk zelfs dat het album toen al een “instant classic” werd, en terecht. Even denken: rond die tijd was jij denk ik in New York. Ik bedoel.. dit moet jou allemaal aanspreken.

Brian: Zeker weten.

Karl: (op de achtergrond) Ik heb een verhaal! (Karl verandert ook van locatie. Brian staat op en luistert aandachtig naar wat Karl heeft te zeggen)

Karl: Sta mij toe een gast in jouw stoel te zijn. Deze stoel is prettig opgewarmd door Brian. We kwamen allemaal uit Cardiff. Zij waren in Cardiff, wij waren in Cardiff. Dus het was een soort van overlappende periode waarin power pop en new wave indruk maakten als nieuwe genres. Er was een kleine groep artiesten, in Cardiff, die “andere” muziek maakte. Het kwartje viel toen totaal nog niet, maar – ik probeer even op de naam van een film te komen, waar het me aan doet denken … het is alsof je ergens naar toe gaat en je weet dat het groots gaat zijn, belangrijk gaat worden. Er waren toen een aantal groepen die dingen deden in de stijl van “Gang of Four”. En dan waren er dus ook The Young Marble Giants waar wij op een dag naar toe gingen, mijn band en ik. We gingen ze live zien in een klein café, waar misschien hooguit twaalf mensen aanwezig waren, en ze hadden zo’n klein cassettedeck met een ritme erin, en een bassist, gitarist en een meisje dat lalalalaa zong (Karl probeert de zang te imiteren, een hele naïeve lalala). Ieder nummer was hetzelfde en ik herinner mij dat kerels uit verveling en pure frustratie blikjes stonden te verpulveren: wanneer komt er leven in de tent? Wanneer krijgen we passie te horen? En het was zo terughoudend. Naderhand zeiden we allemaal: “Oh mijn god, ik hoop dat ik dit nooit meer hoef te horen”. Ik herinner me dat ik toen zei en dacht: hmm, misschien is het een nieuwe muzieksoort waar wij nog niet klaar voor zijn, omdat we nog zo bezig zijn met het popstergebeuren en proberen Elvis Costello te zijn, en alle andere mensen. En die mannen kwamen langs en deden dat ‘ding’. Zij waren de eerste lichting van de new wave-artiesten uit Wales. Er waren wel anderen … hun roots lagen meer in de rock-‘n-roll, of gitarenrockmuziek, en er zaten soms echt goede muzikanten tussen, maar zij waren de eersten die sinds lange tijd weer eens iets deden wat echt speciaal was. Ze hadden echt iets uitgevonden en nu vind ik het album heel goed!

In de studio

Na het interview begon mijn “concert for one”. Brian had me ervoor gewaarschuwd dat het, gedeeltelijk, een puinhoop zou kunnen worden (en Karl voegde daar aan toe: “Ik doe de puinhoopgedeeltes”). En ja, in het begin was het, op z’n zachtst gezegd, vreemd. Maar plotseling vielen de geprogrammeerde beats, de gitaar van Karl en de “Arabische” zangstijl van Brian allemaal op hun plaats. Een ander betoverend stuk klonk als iets waar Embryo van zou hebben kunnen dromen in 1973! Het was één grote improvisatie. Van het ene op het andere moment bevonden zij zich “in the zone” en ook ik was “in the zone”. Later vertelde Karl me dat hij zijn liefde voor de gitaar had herontdekt toen ze begonnen met Someday World– vanwege de “grappig gestemde gitaren” in Brians studio. Deze speciale ervaring duurde weken voort en daarna greep Karl terug op de meer “klassieke” stemmingen en vond hij dat hij niet langer hoefde te vervallen in oude patronen. Een week later kocht ik Karls album Edgeland en stuurde hem een lijst met vragen. Ondertussen kocht Brian een exemplaar van de plaat van The Young Marble Giants, de plaat die hij nog nooit had gehoord. Het “pop”-album uit dat tijdperk rond 1981 kwam, in sommige opzichten, erg overeen hoe Brian ambient music ziet. Het was echt naakte muziek! Karls soloalbum is ook esthetisch. Hij probeert daarop geen gaten te vullen, hij kijkt nooit recht vooruit, en hij is nooit bang om te verdwalen.

Michael: Ik weet zeker weten dat er verbanden zijn te ontdekken tussen jouw album Edgeland en Someday World. Edgeland roept onbekende stadsomgevingen op, de buitenwijken, vergeten plekken, topografie …

Karl: Het proces van het creëren, schrijven, opnemen en componeren van Edgeland was het directe resultaat van mijn ervaringen tijdens de sessies met Pure Scenious. Brian had mij gevraagd daar aan mee te werken, in het Opera House in Sydney in juni 2009. Die sessies vormden een keerpunt in mijn leven. Het was het moment waarop ik besloot dat ik het schrijven, componeren en opnemen met improvisatie wilde ontdekken. Daarom zijn alle nummers op Edgeland geïmproviseerd en is de zang op de meeste nummers niet veranderd na de oorspronkelijke ‘first take’. Hetzelfde geldt voor de partijen van Leo Abrahams (die ik had ontmoet naar aanleiding van zijn rol in Pure Scenious). Zijn partijen zijn ook exact zoals ze waren ten tijde van het opnemen van de oorspronkelijke improvisaties. Het was heel belangrijk dat ik afstand deed van nummers met traditionele structuren om zo ruimte te creëren voor nummers die een onvoorspelbare vorm kregen door de live interactie tussen de muzikanten die in dezelfde ruimte aan het opnemen waren. Dit is hoe wij als Pure Scenious opnamen en optraden. Ik vond die spanning heerlijk die je voelde als je voor een live publiek moesten reageren (als zanger) op muziek die je nog nooit eerder had gehoord – om helemaal ‘in het moment’ te zijn.

Michael: Hoe ontstond jouw interesse in deze buitenwijken en afgelegen landschappen die ook toewerken naar de film die is uitgebracht samen met de muziek, op Edgeland?

Karl: Sinds het begin van de jaren negentig ben ik woorden gaan ‘verzamelen’ tijdens het vastleggen van reizen door de landschappen van binnensteden. Op deze plaatsen vond ik ritmes die ik mooi vind, geluiden, geuren, architectuur, licht en in het bijzonder – gesprekken die ik heb opgevangen. Al deze dingen dragen bij aan de woorden die ik vind, verzamel en waaruit ik inspiratie put om te schrijven. Ik blijf steeds weer terugkeren naar deze steden, vanwege hun dynamische ritmiek en het gemak waarmee ik onopgemerkt door de straten kan lopen met mijn notitieboekje en pen. Stadsmensen praten heel erg luid en hun woorden maken een vrije val door de lucht. Ik vang ze op en zing ze – hun ritmes en accentverschuivingen zijn interessanter dan die van de poëzie die ik in de jaren tachtig heb geschreven. Door ‘conversational English’ te zingen, kom ik terecht op hele andere plaatsen dan die waar ik met mijn traditionele schrijfstijl terechtkwam. Het meeste van mijn werk schreef ik voor muziek, boeken en de dagelijkse teksten die ik plaats op underworldlive.com (iedere dag sinds 1999). Ik was op zoek naar nieuw terrein en de stedelijke randgebieden fascineerden me al jaren. Het zijn plekken waar je kunst van outsiders vindt, idiosyncratische architectuur en een cultuur van buitenbeentjes die niet in de stad maar ook niet op het platteland willen leven. Hier zijn er groepen die ervoor kiezen te leven aan de rand van de stad – permanent, net buiten de kasteelmuren. Zij zijn een verwaarloosde, vergeten groep en het landschap waarin zij wonen, wordt beschouwd als verpauperd – het zijn vaak plekken die over het hoofd worden gezien en voor mij zijn deze plekken gevuld met positivisme en een dynamiek die je niet vindt in de binnensteden. Het zijn plaatsen waar je nieuwe ritmes kunt vinden, en daarom richtte ik mij tijdens mijn zwerftochten in deze gebieden op de oostrand van Londen. Daar val je heel snel op als je een notitieboekje en pen in je handen hebt. Je wordt daar al snel benaderd door mensen die willen weten waar je mee bezig bent – in tegenstelling tot in de steden, raak je hier snel in gesprek met mensen, alsof je met andere muzikanten improviseert in een studio.

Michael: Brian en jij werken altijd met notitieboekjes. Kun je iets vertellen over de manier waarop jullie ze gebruiken?

Karl: Het vorige antwoord dat ik gaf, zegt veel over mijn werkwijze die is geïnspireerd op het horen van het album New York van Lou Reed. Die plaat maakte echt veel indruk op mij vanwege zijn gebruik van het ‘Conversational American’ in zijn teksten. Ik zag hem helemaal voor me: in een bar of café, terwijl hij de gesprekken die hij had ‘opgevangen’, opschreef en daarna woord voor woord zong. Dit was voor mij een totaal nieuwe manier om teksten te schrijven (verzamelen). Ik liet de traditionele aanpak meteen vallen, de aanpak die ik hanteerde in de jaren tachtig (daar bakte ik toch helemaal niets van) en ben me gaan richten op het vastleggen van reizen door steden, door alles wat ik zag, hoorde, rook, proefde en dacht op te schrijven, terwijl ik door de straten liep. Uiteindelijk heb ik een aanzienlijk aantal notitieboekjes gevuld met deze stedelijke reizen. Ze liggen ergens op een plank en wachten erop te worden herontdekt in de studio en op muziek te worden gezet. Als ik naar een muziekstuk luister, borrelt er een bepaalde stemming op. Dan pak ik een van mijn notitieboekjes, blader naar een lege bladzijde en alsof de woorden mij verbinden met het gevoel dat de muziek bij mij naar boven brengt, begin ik de woorden op de pagina te zingen. Soms pas ik ze iets aan terwijl ik zing, soms verzin ik er ter plekke nieuwe woorden bij.

Hoes Someday World

Karl: Ik schrijf iedere dag en het is echt mijn vak om altijd bezig te zijn met het verzamelen van woorden. Sommige woorden die we gebruikt hebben op Someday World zijn verzameld tijdens mijn dagelijkse reis naar de studio en vervolgens direct gezongen. Sommige woorden heb ik ingetypt op mijn mobiele telefoon en daarna naar Brian gemaild op weg naar de studio, zodat hij ze meteen kon inzingen of wijzigen of kon toevoegen aan de ‘woordenschat’ waar we uit putten.

Michael: Mother Of A Dog bestaat eigenlijk uit allerlei momentopnames. Who Rings The Bell is ook een buitenbeentje. Op een gegeven moment voelde het voor mij bijna als een soort doodservaring.

Karl: Ik denk dat iedereen de wereld ziet als een reeks fragmenten. Als we aan het einde van een dag terugkijken, maken we gebruik van ‘bladwijzers’; wegwijzers, beelden, geuren, geluiden: dingen die de ervaring van een bepaald moment op die dag doen herleven. Ik probeer altijd zo veel mogelijk van deze fragmenten vast te leggen (ik heb altijd een fototoestel bij me tijdens het reizen en ik ‘beheer’ de gevonden voorwerpen als markeringen op mijn pad – deze vinden ook hun weg naar mijn dagelijkse overpeinzingen op underworldlive.com). Zowel Mother of a Dog en Who Rings the Bell zijn ontstaan doordat ik de muziek hoorde die overladen was met de aanwijzingen vanuit de sonische architectuur in de muziek zelf. Na jarenlang dit notitieproces te hebben gebruikt voor het schrijven van nummers, heb ik een soort intuïtief ontwikkeld waardoor ik precies weet welk notitieboekje ik het beste kan gebruiken wanneer een muziekstuk me inspireert tot zingen. Soms begrijp ik niet precies waarom ik me voel aangetrokken tot bepaalde woorden en vaak sla ik bladzijden over en combineer ik woorden van verschillende delen van het notitieboekje, alsof ze oorspronkelijk als één geheel waren geschreven. Ik denk dat dit ook het geval was bij Who Rings the Bell en het mooie van deze werkwijze is dat ik soms het nummer terug luister alsof ik het voor het eerst hoor. Dan ben ik een onderdeel van het publiek voor wie de muziek nog helemaal nieuw is en is het verrassend dat ik de woorden kan vinden die zichzelf hebben gevormd in een eigen gevoel, waardoor er een verhaallijn wordt gevormd waar ik geen weet van had totdat we de afgeronde opname terugluisterden.

Michael: Hoe is het om samen te werken met Brian?

Karl: Het was iedere dag weer een interessante ervaring, een plezierige ervaring, een ontdekking, onzelfzuchtig, heel vrijgevig.

Michael: Hoe gaat het met het huidige studiowerk in Londen. Zijn er plannen voor 2014?

Karl: Het gaat goed … het is nooit saai … het is iedere keer weer een verrassing wat er uitkomt …

Michael: Kun je drie recente albums noemen waar je erg van onder de indruk was?

Karl: Piramida van Efterklang – John Peel vertelde me over deze band (de legendarische DJ van de BBC), hij gaf me hun eerste album vlak voordat hij overleed. Ik vind al hun albums goed en dit is het laatste album van de Efterklang zoals wij ze kennen (ik was aanwezig bij hun afscheidsconcert) en de plaat heeft een speciale lading voor mij. METZ van Metz – gehoord in Rough Trade West (Rough Trade is een bekende keten van platenwinkels in Londen) – een en al noise rock – een plezierige bevrijding! Balani Show Super Hits – Electronic street parties from Mali – gehoord tijdens een snuffelmiddag in Rough Trade East – machines gecombineerd met rollende zanggrooves uit Mali. Toen deze plaat in de winkel werd opgezet werd mijn hele lichaam vervuld van blijheid – ik wilde ‘m direct kopen en deed dat ook – een geweldige lo-fi-hoes …

Piramida - Efterklang

Op 24 april van dit jaar vond ik deze tekst, in het essay van Brian Dillon, Gone To Earth (onderdeel van het boek Brian Eno – Visual Music geschreven door Christopher Scoates): “Wat echter opvalt in Eno’s eigen omschrijvingen van de relatie of verbinding die bestaat tussen systeem en verrassing, of tussen vorm en basis, is de mate van onbehaaglijkheid die er mee gepaard gaat – het zijn niet zomaar vreedzame, afwezige omzwervingen met sporadische vergezichten op een emotioneel verheven inhoud, maar een soort topografische paniek. In de biografie die David Sheppard schreef over de artiest, On Some Faraway Beach – The Life and Times of Brian Eno, vertelt hij een verhaal dat Eno zelf altijd graag vertelde, over een vakantie in Schotland in de zomer van 1974. Tijdens een lange wandeling in zijn eentje, langs de rand van een heuvel, verdwaalde hij hopeloos. De avondschemering naderde met rasse schreden en dat benauwde hem, steeds meer. Hij liep aan op een oever met wilde bloemen en werd plotseling overvallen door hun spookachtige schoonheid. Dit was volgens hem het bewijs dat wanhoop het gevoel voor esthetiek vergroot”.

Op 26 april schreef Karl Hyde in zijn dagboek, met als titel Walking With Ghosts: “In een parkeergarage met vele verdiepingen, waar mijn vader in de jaren zestig altijd de auto parkeerde tijdens gezinsuitjes naar Londen, zag ik een installatie van Richard Mosse, waarvoor Ben Frost een verontrustende soundtrack had gemaakt, die ik zeer kon waarderen. Een geweldige plaats voor kunst en in dezelfde straat waarin Tomato (een platform voor kunstenaars) in de jaren negentig hun paradepaardje vestigde. De geesten uit ons verleden dwaalden verdoofd rond, in slow motion, gevangen in het flikkerende licht van de schermen, terwijl ik ze al leunend tegen het afbladderende beton bekeek om ze vervolgens om te zetten in tekst. Ik wandelde op vrijdagavond door Soho waar de vrolijke klanten, wat minder vrolijk gestemd door de regen, samendromden onder zonneschermen en merk-paraplu’s, hun sigaretten rokend met een neerslachtige blik en gekromde schouders. In alle cafés was ik een bekende, de beveiligers knikten vriendelijk toen ik langsliep, richting Wardour Street, the Ship, daarna rechtsaf richting Oxford Street en naar het metrostation van Tottenham Court Road. Mijn voeten vonden blindelings hun weg.”

* Michael Engelbrecht schreef bovenstaand verhaal voor: http://manafonistas.de