×

Concert

14 oktober 2017

Weergaloze triomftocht van Nick Cave in Sportpaleis

Geschreven door: Philippe De Cleen

Label: Bad Seed

Boom boom. Wat ging het hart van Nick Cave tekeer tijdens zijn volledig uitverkocht optreden in het Sportpaleis. De liefde was méér dan wederzijds.

Kwart voor negen, de lichten doofden. Veel mensen zochten op het allerlaatste nippertje nog een plaats terwijl Nick Cave en zijn Bad Seeds onder applaus aantraden. In het donker hoorde je eerst een quasi a capella gespeeld Anthropocene, waarmee via een bijbels orakelende Cave de sfeer vol nachtelijk verlangen meteen gezet werd. Nadien volgde een uiterst doorleefd gezongen Jesus Alone (“with my voice / I am calling you” en later ook : ” you believe in God, but you get no special dispensation for this belief now”) en het al te duistere Magneto dat met zijn jazzy drumshuffles en net niet ontsporende sound haast als een lyrische spreekbeurt weerklonk. Daaruit kon je snel opmaken dat het hem écht ménens was. De teksten sneden als vanouds diep en de gelaagde muziek met dronende synths en percussieve elementen voelde aan als ‘less is more’.

Het Sportpaleis bleek de grootste zaal waar Nick Cave en zijn Bad Seeds (met bassist Martyn Casey, de percussietandem Thomas Wydler en Jim Sclavunos, pianist Conway Savage, gitarist George Vjestica en Larry Mullins) totnogtoe in België te zien waren. Dat voelde ergens een tikje vreemd aan, gezien de aanwezigheid van nogal wat donkere, introverte nummers uit het recentere werk rond Cave’s rouwproces (o.a. over de omgang met het overlijden van diens vijftienjarige zoon die onder invloed van drugs van een klif viel). Zo putte hij vooral uit uit het wondermooie, maar bijzonder sobere Skeleton Tree, zijn meest recente album dat zowat overal ter wereld op lovende kritieken kon rekenen en Push The Sky Away, aangevuld met een paar doeltreffend geselecteerde songs uit zijn omvangrijke songboek. Daarmee zorgde hij naast intimiteit ook voor furieus rockend geweld.

Nick Cave

Met het eerste trio songs stelde Cave en zijn Bad Seeds dat dit een productie was die volstrekt naadloos in elkaar klikte. Vrijwel nergens bleef de machine haperen, en daar waar het dat een zeldzame keer wél deed was het een opluchting dat ook de grenzeloze drang naar perfectie soms met een korreltje zout te nemen was (de intro van Into My Arms waar Cave heel de tekst even kwijt was). Dat gezegd zijnde: Cave beheerst zijn teksten als een overwéldigende baas. Hij is de verteller, het kloppende hart van de songs. Goed bij stem, voorzien van een uitstekend musicerende band en een geluidsmix die bijzonder goed zat voor een dergelijke grote zaal. Kortom: niets zou hem ervan kunnen weerhouden hier een weergaloos concert te geven.

Het meest kenmerkende geluid tijdens het optreden was dat van een kloppend hart. “Boom Boom”, zo herhaalde hij steeds opnieuw, als om duidelijk te maken dat hij ook maar een mens van vlees en bloed was en niet de godheid die we maar al te vaak van dergelijke supersterren maken.

Laat het ons misschien eerst hebben over de manier waarop hij dat hartkloppen in moderne klassieker Higgs Boson Blues dik tien minuten broeierig en haast tastbaar maakte. Boom Boom Boom en Cave die “can you feel my heart beat” uitschreeuwt als waren het de hartkloppingen van een plots nachtelijk ontwaken. Vandaar ook : “can’t remember anything at all”. Het is slechts een droom op muziek gezet ; een wazige droom waarin Robert Johnson en zijn ten dollar guitar aansluiten op Miley Cyrus die de hanna savanna doet. Cave is diegene die de middernachtsceremonie leidt, bezielt en de fans nummer na nummer op wenken bedient. De goed in het pak zittende Cave is heer en meester van een volgepakt Sportpaleis, zuigt alle aandacht naar zich toe, en spant samen met het talrijk opgekomen publiek om een dikke vuist te maken tegen het drama dat hem (en Susie uiteraard) is overkomen.

Jawel, het drama. Die zitten volop in de teksten en de songs. Zo ook in de documentaire One More Time With Feeling (Andrew Dominik). Maar met overanalyseren geraak je niet altijd verder. En dus is het beter om te genieten van de weelde in de talrijke emoties die Cave tijdens zijn optreden aanboorde. Het ene moment bezorgde hij ons traanvocht, het andere uitzinnigheid.

Toegegeven: Cave maakte het zijn publiek niet altijd even gemakkelijk in het Sportpaleis. Maar moeilijk lukte ook. Het hele concert bleek een volstrekt tot in de perfectie uitgevoerd zuiverend ritueel met het Sportpaleis dat dienst deed als het moderne equivalent van een kerk waar moderne gelovigen verzamelden om een van ‘s werelds beste tekstschrijvers en performers nog eens aan het werk te zien. Opvallend : veel trouwe fans van het eerste uur op post, fans die net zoals Cave zelf élk woord kennen en wanneer gevraagd meezingen als Cave daarom vroeg.

Een van de hoogtepunten was een werkelijk uit zijn voegen barstend From Her To Eternity. Zelden hebben we kraaienkoning Nick Cave zo lekker infernaal horen uithalen. Gespeeld zoals het eigenlijk ook hoort: woest, drifterig, de nakende apocalyps nabij. Met dat soort songs zette Cave met zijn Bad Seeds een volgelopen Sportpaleis onder hoogspanning. En dan tel je in je rangen een bebaarde wildeman als multi-instrumentalist Warren Ellis die niet enkel Cave’s pianopartijen opneemt – het leek haast wel John Cale die op die piano aan het rammen was als was het een Velvet Underground klassieker, maar ook zijn viool heerlijk weerbarstig deed krassen en van overstuurde feedback voorzag. Hij mag dan wel in de schaduw van Cave opereren, alles welbekeken is hij dé architect van de moderne sound van The Bad Seeds en Cave’s beste maatje en toegewijde vriend.

Nick Cave

En zo sprong de band van hoogtepunt naar hoogtepunt. De al te machtige rauwe blues van Tupelo bijvoorbeeld, waarin Cave met dank aan een aangestrakte baslijn zijn beste Elvis kon voorzetten. We moesten daarbij denken aan de plaatjes van Sun Records van weleer, maar het was een van de vele songs van Cave waar liefde, moord, lust en verraad een hoofdrol in spelen en dat met teksten die alweer die Bijbelse inspiraties verraden (“the beast it cometh .. down”). Die Cave classic wisselde hij dan weer af met het recentere Jubilee Street, over het hoertje Bee met haar little black book waarin zijn naam maar al te opvallend vaak opduikt. Een tragere song die halfweg aan een verschroeiend tempo versnélde (“look at me now”, zo klonk het assertief), om aan te komen bij de romantische pianosuite met eerst een ingetogen The Ship Song en vervolgens Into My Arms, waarmee Cave een heel Sportpaleis leek te omhelzen.

Als om de aansluiting te verzekeren was daar het verstillende Girl In Amber waarin Cave’s hele wereld aan diggelen geslaan werd : laat de telefoon nu maar gaan, “and if you want to bleed / don’t breathe a word” (merk het contrast op met “just breathe” tijdens I Need You) en verderop “don’t touch me”. En laat dat nu nét datgene zijn wat wél gebeurde. De uiterst beweeglijke Cave zocht zeer regelmatig het publiek op, liet zich de vele handjes welgevallen en wentelde zich in zijn rol als prediker/zanger. Wat later zou hij zich ook, zonder enige security in zijn zog, tussen het uitzinnige publiek mengen en zelfs een aantal gelukkigen mee het podium op te vragen. Daarmee bevestigde hij de relatie tussen artiest en publiek en zorgde zo voor een weergaloze triomftocht.

Zelfs in de meest eenvoudige passages, zoals tijdens dat werkelijk hartverscheurende I Need You, hoorde je Cave aangeven dat ondanks alles de noodzaak tot verlangen intact blijft. Cave overleefde samen met vrouwlief Susie Bick het dramatische verlies van een kind. Hij behoudt echter op zestigjarige leeftijd ten volle zijn verlangen naar het leven en speelt met een krachtige overgave waarvoor we vrijwel enkel ‘meesterlijk’ uit ons doosje superlatieven kunnen halen.

Ondanks de focus op recenter werk hoorde je ook verschillende oudere klassiekers zoals bijvoorbeeld het vurig opflakkerende Red Right Hand dat met zijn bossanovaritme uit de koker van Tom Waits leek te komen of de elektrische dreiging en gechargeerdheid van The Mercy Seat die zoveel energie door het Sportpaleis joeg als werden Nick Cave en zijn Bad Seeds aangedreven door een elektriciteitscentrale. Wat een kracht, wat een vitaliteit, wat een bezieling die zij in die volgepakte keet joegen ! Niet verbazend dat Cave regelmatig naar een handdoek greep. Dik twee uur lang hielden Nick Cave en zijn Bad Seeds in een dikke houdgreep waar werkelijk niets op af te dingen viel.

Nog zo’n weergaloos fraai hoogtepunt was het pastorale Distant Sky dat danig ontroerde ; poëtisch mooi mede dankzij de lichte kraakjes in zijn stem en de twinkelende, aan Sigur Ros herinnerende vibrafoontikjes. Die song leek de soundtrack bij een deugddoende wandeling, zij aan zij met een vriend of vriendin. “Let us go now, my companion..”, naar een plekje om samen de wereld te bekijken, te overdenken (“they told us our gods would outlive us / but they lied”), te vergeven (“it’s allright now”) en te zien of er niet nog méér schoonheid uit te halen valt. De sopraanstem van Else Torp kwam ons dan wel via een scherm tegemoet, de manier waarop de quasi-goddelijke Warren Ellis melancholisch zijn viool bespeelde bezorgde ons naast een stevige krop in de keel ook een extra krasje in onze ziel.

We zagen een volstrekt ontketende, ja zelfs gelouterde Nick Cave in het Sportpaleis. Goedlachs, gul en genereus. De onrust en de demonen waren nog steeds aanwezig, maar die wist hij steeds beter te kanaliseren en van klank te voorzien. Gaandeweg werden songs als Skeleton Tree (“that nothing is free / it’s alright now”) momenten waarin de diepte en donkerte van Cave’s drama en onheil gezamenlijk bedwongen werden, met een lach (Cave improviseerde zijn teksten soms en dropte ergens een connectie met ‘Instagram Stories’) én een traan. Een deluxe uitvoering van The Weeping Song volgde waarin Cave het publiek indook om de massa van daaruit flamencogewijs (klap klap klap) aan te vuren, waarna we nog een werkelijk onaardse versie van de murder ballad Stagger Lee voorgeschoteld kregen – een song met hetzelfde muzikale DNA als Hiding All Away overigens (uit prachtplaat Abattoir Blues/The Lyre Of Orpheus).

En dan was het stilaan tijd om de boeken toe te doen, met de ontroerend mooie afsluiter Push The Sky Away, een moderne hymne waarin Cave een heel Sportpaleis zachtjes lucht wist te verplaatsen. En zo loste Cave een eeuwenoud filosofisch dilemma op : “you’ve got to keep on singing / keep on pushing / push the sky away”. Niet alleen, maar samen, met duizenden verenigd in eenzelfde stem.

Cave anno 2017 tekende samen met zijn Bad Seeds voor een magisch en verplétterend concert dat zonder meer tot een van dé hoogtepunten van het jaar gerekend mag worden. Of zoals hij het zelf stelde: “Some people say it’s just rock ‘n’ roll / oh but it gets you right down to your soul”. Boom Boom Boooom..