×

Concert

17 juli 2016

Rocken tot vroege morgen op Kliko Fest

Geschreven door: Natalie Polman

De slaap soest nog in ons lichaam na een te korte nacht maar de herinneringen aan een prachtnacht vol fuzz, bier, moshpits op ranzige vloeren en over het podium hoppende hippe muzikanten maken alles goed. Written In Music was op Kliko Fest en baadde een kantoordag lang in een vredig bad vol rock ’n roll.

Kliko Fest, sinds 2013 het jaarlijkse feestje voor liefhebbers van ‘garage, punk, rock ’n roll, trash, blues, surf, noise en beat’ in het Haarlemse poppodium Patronaat lonkte met namen als Allah-Las, together PANGEA en Tijuana Panthers. Absolute headliner was Mudhoney, één van de ‘grungebands’ uit de zogenaamde Seattle-scene die, in tegenstelling tot collega’s Pearl Jam, Nirvana en Soundgarden, altijd underground is gebleven.

Ondanks de aantrekkelijke line-up raakt het festival niet uitverkocht. Ergens wel lekker voor de bezoekers, die de ruimte hebben een mooi plekje uit te zoeken in één van de drie zalen of alle kanten op te stuiteren in de moshpits. De organisatie echter hoopt op wat meer aanwas en plaatst rond elf uur (als Mudhoney halverwege het optreden is) een oproepje op de evenementpagina op Facebook. ‘Voor de late beslissers hebben we een late night ticket: na 1.30 uur zijn er kaarten aan de deur beschikbaar voor 15 euro’. De reguliere kaarten kostten 30 euro, early birds 20. Of de actie nog veel heeft uitgehaald is moeilijk te zeggen, heel veel drukker lijkt het in ieder geval niet te worden.

Kliko Fest heeft heel Patronaat (een zaal met 950 staanplaatsen, een middelgrote zaal voor maximaal 350 personen en een kleine zaal voor 120 mensen) tot zijn beschikking. De sluis die normaliter dienst doet als laad- en losstraat is deze avond en nacht bevolkt door onder meer kramen van platenwinkels, muziekbladen en een eetkraam genaamd vetchalet. Ook kun je je laten schminken. Wat overigens weinig mensen doen. Dat terzijde. Want het gaat om de muziek.

Mozes And The Firstborn (NL)

In de middelgrote zaal is het de eer aan Mozes And The Firstborn om Kliko Fest te openen. Het overgrote deel van de bezoekers (energiekelingen tussen de 16 en 46) is ruim op tijd aanwezig en de ruimte staat dan ook goed vol. De voorste regionen op de vloer zijn bevolkt met jonge gastjes die nummers als Bloodsucker en natuurlijk de ‘hit’ I Got Skills joelend en met de armen in de lucht zwaaiend ontvangen. Maar ook enkele nieuwe nummers weten moshpitjes te veroorzaken. Zanger en gitarist Melle Dielesen springt voor de vorm af en toe het publiek in, speelt daarna languit gestrekt verder op het podium en bassist Corto Blommaert (die skills heeft, want linkshandig een rechtshandige basgitaar bespeelt) en drummer Raven Aartsen swingen zoveel ze kunnen. De nummers balanceren geniaal tussen relaxt en springerig in en de Eindhovenaren weten zo een aangenaam thuiskomgevoel te creëren. Een festival openen is vaak geen sinecure, maar Mozes And The Firstborn slaagt met vlag en wimpel.

Nick Waterhouse (USA)

Na een glimp te hebben gezien van surfrockers The Phantom Four in de kleinste zaal pakken we een stuk van Nick Waterhouse mee. Hij mag de goedgevulde hoofdzaal warm maken. De 30-jarige Waterhouse ademt in sound en uiterlijk de rhythm en blues, jazz en soul zoals die bedoelt was. Zijn band vult hem perfect aan en jong en oud laten hun heupen gewillig wiegen. Waterhouse is samen met Allah-Las wellicht het braafste wat op het festival staat geprogrammeerd, maar getuige het steeds langer aanhoudende applaus is hij naast de gruizige bandjes meer dan welkom.

Endless Boogie (USA)

Een wellicht wat vreemde eend in de bijt zijn de grijze langharige rockers van Endless Boogie. De enige band van vanavond die niet op Spotify te vinden is, maar dat deert niet. De ongewassen types nemen de tijd tussen hun eentonige repetitieve rocknummers en het helpt het toch al boogie-tekort-komende materiaal niet echt verder. Het lijkt de mannen niets te deren. Met hun glazige glimlachjes werken ze überrelaxt en totaal onverstoorbaar hun stugge setlist af.

Mudhoney (USA)

Gelukkig is het halverwege tijd voor Mudhoney. Stipt op tijd tikken de legendarische grungers af met de kraker Suck You Dry van Piece Of Cake (1992). Blijkbaar moet het publiek even bijkomen van het feit dat Mudhoney er echt staat, want pas bij het tweede nummer Who You Drivin’ Now? (Every Good Boy Deserves Fudge, 1991) spurt een grote groep jongelui hun energie in een kolkende moshpit door de grote zaal. Langharige jongens bewegen hun ledematen en haren herhalend ritmisch, als zijnde in trance. Opvallend is hoeveel twintigers de teksten van onbekendere liedjes als I Like It Small (Vanishing Point, 2013) en Get Into Yours (Mudhoney, 1989) luid mee scanderen. Fijn is ook het geluid, alles klinkt rauw maar kraakhelder. Natuurlijk komt Touch Me I’m Sick (Superfuzz Bigmuff, 1988) voorbij maar het echte hoogtepunt vormt het laatste blok waarin zanger Mark Arm zijn gitaar opzij legt en in liedjes als Circle Jerks cover Behind The Door en The Only Son Of The Widow From Nain (2013) zijn hele lichaam er vol ingooit en het podium over raast als ware hij weer zo oud als zijn wilde publiek nu. Arm’s stem giert nog vuriger uit de bocht en de pit wordt breder en wijder. De band glundert tevreden en met een fles rode wijn in de hand lopen de veteranen af.

The Jackets (SWI)

Nu het publiek wakker is en het eerste hoogtepunt in ‘the pocket’ is, wandelen we opgetogen naar de middelgrote zaal waar de in klassiek zwart-wit gestoken band The Jackets treffen. Vooral zangeres/gitariste Jackie Brutsche valt met haar heftig zwart omrande en wijd opengesperde ogen op. Neem daarbij haar komische act waarbij ze onder meer liggend op het podium door de lucht ‘fietst’, haar flexibele lichaam continu alle richtingen uitzwiept en willekeurige bezoekers manisch in de ogen kijkt en het is eigenlijk al waardig genoeg te blijven kijken. Maar daarbij maakt de band goed verteerbare en uiterst strak gespeelde garage en rock ‘n roll waarin scheutig is getapt uit de sixties en seventies. Het kan niet op. De band is dolblij met de ene na de andere durfal die crowdsurft over de enkeling die zin heeft om ze te dragen. Aan het einde volgt Brutsche hun voorbeeld en zo wordt de clowneske frontvrouw op handen gedragen.

Allah-Las (USA)

Dan vindt Kliko Fest het even tijd voor een rustiger blokje om op te laden voor de laatste, muzikaal meer heftige uurtjes. En dus speelt Allah-Las in de grote zaal. De groep uit Los Angeles lijkt met de fijn uitgekiende retro sound en oorwurmmelodietjes van het naamloze debuutalbum uit 2012 en opvolger Worship The Sun uit 2014 een logische keuze te programmeren tussen de andere acts. Maar ergens gaat het tussen briljant luisteralbum en vertaling naar live mis. De band mist uitstraling en de uitvoeringen missen pit. Leuk is dat producer en stadsgenoot Nick Waterhouse staand naast de drummer meedoet op tamboerijn, maar de liedjes worden niet zalvend maar laks vertolkt. Allah-Las maakt zo van zijn materiaal niet meer dan prima achtergronddeuntjes.

Yung (DK)

Om weer scherp te worden pikken we een paar liedjes mee van het Deense Yung. De jongens die al bij Mudhoney de omgeving onveilig maakten storten zich nu in de kleine kroegzaal op elkaar. De jonge jongens van Yung echter lijken nog niet zo goed te weten hoe zich te presenteren. Zanger Yung Shord probeert met zijn gepijnigde blikken een soort Ian Curtis of Elias Bender Rønnenfelt (Iceage) te belichamen en zijn band kijkt angstvallig naar zijn instrument. Het is hoogstwaarschijnlijk niet meer dan spanning, maar het is zonde. Als Shord probeert zichzelf te zijn en niet geforceerd iemand anders en zijn maatjes ook ontspannen, zullen ze zien dat hun puntige en licht agressieve maar melodieuze liedjes een meer dan overtuigende indruk achterlaten. Gelukkig is er tijd en ruimte voor groei.

Tijuana Panthers (USA)

Het Colombiaanse trio Los Pirañas (de vreemdste eend in de bijt van Kliko Fest) opent met een stukje vuurwerk in de vorm van een grondbloem en geeft vervolgens een bevreemdende set met een mix van merengue en salsa gecombineerd met psychedelische toeters en bellen. We geven het al snel op en zien hoe de grote zaal veel te groot blijkt voor Tijuana Panthers. Het trio uit Los Angeles (een veelvertegenwoordigde stad vanavond) weet nauwelijks iets los te krijgen bij het publiek, dat her en der voorzichtig een dansje doet. Zelfs het geluid lijkt te lijden onder de treurig lege zaal. Mensen pakken hun moment tijdens eigenlijk briljante rauwe en tegelijkertijd geraffineerde liedjes als Redheaded Girl (2008), Boardwalk (Semi-Sweet, 2013) en NOBO (Wayne Interest, 2014), om met hun rug naar het podium gekeerd bij te kletsen en anderen kijken wazig om zich heen. Dit alles tot zichtbare ergernis van bassist Daniel Michicoff, die enkele nummers voor het einde een paar jongens vooraan die wel alles enthousiast meezingen alle lof geeft. De rest van het publiek kan zijn goedkeuring niet wegdragen en zijn ogen dwalen schichtig en hopeloos door de zaal, op zoek naar een sprankje interesse. Sipjes laat hij zich een aai over z’n bol geven door een crewlid aan de zijkant van het podium. Drummer en gitarist houden langer de moed erin en blijven vriendelijk lachen. Dat Michicoff het echt gehad heeft blijkt aan het einde, als hij lachend als een boer met kiespijn pijlsnel zijn hand opsteekt en in een flits in de coulissen is verdwenen, zijn bandgenoten nog op het podium achterlatend.

St. Tropez (NL)

Het Amsterdamse Go Back To The Zoo reïncarneerde niet lang geleden als het meer vuige St. Tropez en voelt zich er zichtbaar en hoorbaar goed bij. Vanavond walst de band vanaf miliseconde één volgas door de nog half gevulde middelgrote zaal. Het heeft wat tijd nodig, maar na een nummer of drie, vier barst ook in het in aantal gegroeide publiek een lading energie open. Alsof het besef dat het steengoede garagepunk is wat de trommelvliezen in wordt geramt even moet indalen. Opvallend is nu ook hoeveel oudere toehoorders hun goedkeuring middels headbangs en hard applaus laten blijken. Een langspeler moet nog komen, maar St. Tropez laat alvast een aardige hoeveelheid nieuwe nummers horen. Met ernaast de eerder uitgebrachte aanstekelijke knallers als I Don’t Wanna Fall In Love en Son Of God wordt de zaal goed aan het zweten gebracht. Go Back To The Zoo is definitief omvergeblazen.

together PANGEA (USA)

Waar het – jawel, ook stadsgenoten – Tijuana Panthers totaal niet lukte een mooie symbiose te creeëren is het bij together PANGEA paradijs op een heel klein stukje aard. De pretpunk met flinke dosis sarcasme en humor (neem Too Drunk To Come, 2011) doet de grond trillen en mensen massaal uitglijden over de spekgladde biervloer. Jan en alleman –én vrouw laat zich door de zaal dragen en zanger William Keegan ziet het allemaal met glinsterende oogjes aan. ‘Pangea’ is een dolgedraaid publiek gewend, maar mooi blijft het natuurlijk.

Iguana Death Cult (NL)

Als eigenlijk alle hoogtepunten de revue zijn gepasseerd, breekt Iguana Death Cult nog even de kleinste zaal af. Dronken jongens en meisjes voegen zich bij de band op het podium, vallen één voor één hard op de grond na mislukte crowdsurfpogingen en de band straalt van geluk dat ze dit mag meemaken.

Rond vieren taaien we af en laten we een dronken en blij publiek achter dat nog tot zes uur in de ochtend doorgaat op een dj-team. Kliko Fest was een waarachtig mooi rockfeest.