×

Nieuws

08 juni 2017

Buffalo Tom en de legende van Let Me Come Over

Geschreven door: Philippe De Cleen

Label: Beggars Banquet

Momenteel is Buffalo Tom bezig aan een concerttournee die de heruitgave van Let Me Come Over in de verf zet. Het album wordt integraal uitgevoerd, met een handvol extraatjes.

Met Let Me Come Over nemen we een wilde duik in de gitaarrock van de jaren negentig. Buffalo Tom bracht met de opvolger van ‘Birdbrain’ een reeks fris klinkende gitaarsongs. Tijdloos, wordt dan weleens in de mond genomen. Wel, dat is het nu net niet. Integendeel, de songs op Let Me Come Over worden net deels gedefinieerd door hun context, tussen al het gitaargeweld van pakweg Dinosaur Jr, The Jayhawks (Hollywood Town Hall uit 1992) en Pearl Jam (Vs uit 1992).

Let Me Come Over is een erg goede plaat, daar niet van. Maar het is zeker niet het beste werk van de bende uit Boston. Dat beseft Janovitz, bijna de allervriendelijkste en sympathiekste frontman in het westelijk halfrond, mogelijkerwijs ook. Toch gaat hij die uitdaging aan. Omdat er een reeks cultklassiekers op staan, zoals Taillights Fade. Die is een van de meest bekende uithangborden van het album. Een song die ook op de radio indruk maakte en Janovitz & co in staat stelden om verder te gaan met hun band die als vanouds gepassioneerde, uiterst bezielde gitaarrock maakte.

Een blik op de tracklist doet veel. De hoekige opener Staples, het nostalgisch melodieuze Mineral, Larry ook. Het zijn songs die ook nu nog iets doen. Net als de vele andere klassiekers die Buffalo Tom in huis heeft, zoals Sodajerk of Summer. Een weelde aan materiaal dat het trio naar believen kan aanwenden.

Buffalo Tom, dat was weemoedige pop, maar dan aangevuld met heerlijk rauwe, rollende gitaren en met een wat punky attitude. Toen, en nu ongetwijfeld ook. De groep schreef songs over volwassenwording, op een moment dat ze het zélf doormaakten. Songschrijver Bill Janovitz beschreef in zijn songs het leven van een young adult die te maken had met teleurstellingen.

Het trio sprak een zeker publiek aan, maar écht groot zoals pakweg Nirvana of Pearl Jam werden ze helaas nooit. De groep bleef netjes onder die toppers. Niet dat dat echt tot grote onvrede leidde, maar het stak ergens wel, zo gaf Janovitz recent toe.

Het album werd in een viertal dagen in de Dreamland Studios in Woodstock (New York) opgenomen met legendarische producers Paul Kolderie en Sean Slade. Die namen de rol van J Mascis (die Birdbrain hielp produceren) over en hadden al gewerkt met Uncle Tupelo en The Lemonheads. Zij maakten van Let Me Come Over een album die best kon concurreren met de anderen, al was het ook een zoektocht naar een eigen identiteit en een eigen sound. Janovitz is een zelfverklaarde Stonesfan en dat voel je ook in die songs (zoals bijvoorbeeld Velvet Roof) terugkomen, zij het erg subtiel.

Vandaag hebben de drie groepsleden een reguliere job buiten de muziek, Janovitz bijvoorbeeld is vastgoedmakelaar, maar op een of andere manier blijft het album dat ze toen maakten goed overeind. Net als de vele herinneringen en emoties die ermee gepaard gaan. Is het heimwee naar die periode? Wellicht ergens wel. Vijfentwintig jaar na de feiten blikken ze middels een selecte tournee terug op het leven on the road.

Onmiskenbaar deed het trio zijn voordeel met de prikkelende energie van die tijd die in de lucht hing, al zeker op festivals waar ze het podium deelden met bands als Pavement, Mudhoney en Public Enemy.

Tot op zekere hoogte was Let Me Come Over het begin van een zeer interessante periode voor de band. Met wat goede wil kan je de echo’s er al in horen van latere albums als Big Red Letter Day of meesterwerk Sleepy Eyed.

De heruitgave van het album komt voor het eerst met een liveopname uit 1992 die de opname van het album voorafgaat. Opgenomen is een liveset in de University Of London Union (wat nu Student Central heet). Het interessante aan die liveset is dat er een handvol nummers op staan die de eigenlijke release niet haalden, zoals Sally Brown (dat dan weer wél opdook op hun verzamelde B-sides album) of I’m Not There.

De aandacht voor het vijfentwintigjarig bestaan van het album is zeker niet onterecht. Zo blijft Let Me Come Over een heerlijk brokje nostalgie voor de muziek-/gitaarliefhebber.

Hopelijk doet het muziekfans grijpen naar het latere werk van de band (zoals het wat onderbelichte recente werk), naar het solowerk van Janovitz (hoe onderschat is Lonesome Billy wel niet of Up Here of het recentere Walt Whitman Mall), het handvol muziekpareltjes die daarop te vinden zijn (zoals Minneapolis, Atlantic) en naar zijn boeken en inzichten over de Stones en de heerlijke blog die hij onderhoudt (met daarop vaak covers / fan favorieten).